Zaak C‑174/15
Vereniging Openbare Bibliotheken
tegen
Stichting Leenrecht
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Den Haag)
„Prejudiciële verwijzing – Auteursrecht en naburige rechten – Verhuur‑ en uitleenrecht voor beschermde werken – Richtlijn 2006/115/EG – Artikel 1, lid 1 – Uitlening van kopieën van werken – Artikel 2, lid 1 – Uitlening – Uitlening van een digitale kopie van een boek – Openbare bibliotheken”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 november 2016
Harmonisatie van de wetgevingen–Auteursrecht en naburige rechten–Richtlijn 2006/115–Verhuur‑ en uitleenrecht voor beschermde werken–Uitlening–Begrip–Downloaden van een digitale kopie van een boek vanaf de server van een openbare bibliotheek–Daaronder begrepen
[Richtlijn 2006/115 van het Europees Parlement en de Raad, vierde overweging en art. 1, lid 2, 2, lid 1, b), en. 6, lid 1]
Harmonisatie van de wetgevingen–Auteursrecht en naburige rechten–Richtlijn 2006/115–Verhuur‑ en uitleenrecht voor beschermde werken–Uitsluitend openbaar uitleenrecht–Mogelijkheid om af te wijken–Beschikbaarstelling van digitale kopieën van boeken door openbare bibliotheken–Nationale regeling die de toepassing van de afwijking afhankelijk stelt van de voorwaarde dat die kopieën binnen de Unie door de houder van het distributierecht in het verkeer zijn gebracht–Toelaatbaarheid
(Richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad 2001/29, art. 4, lid 2, en 2006/115, art. 6, lid 1)
Harmonisatie van de wetgevingen–Auteursrecht en naburige rechten–Richtlijn 2006/115–Verhuur‑ en uitleenrecht voor beschermde werken–Uitsluitend openbaar uitleenrecht–Mogelijkheid om af te wijken–Beschikbaarstelling van digitale kopieën van boeken door openbare bibliotheken–Nationale regeling op grond waarvan de afwijking kan worden toegepast op kopieën die zijn verkregen uit illegale bron–Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 2006/115 van het Europees Parlement en de Raad, tweede overweging en art. 6, lid 1)
Artikel 1, lid 1, artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 6, lid 1, van richtlijn 2006/115 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom moeten aldus worden uitgelegd dat het begrip „uitlening” in de zin van deze bepalingen mede de uitlening omvat van een digitale kopie van een boek waarbij deze kopie op de server van een openbare bibliotheek wordt geplaatst en het mogelijk wordt gemaakt dat een gebruiker die kopie door middel van downloaden op zijn eigen computer reproduceert, zodanig dat tijdens de uitleenperiode slechts één kopie kan worden gedownload en de door deze gebruiker gedownloade kopie na afloop van die periode door hem niet meer kan worden gebruikt.
Het begrip „uitlening” in artikel 2, lid 1, onder a), van richtlijn 2006/115 dient immers aldus te worden uitgelegd dat het enkel betrekking heeft op stoffelijke voorwerpen, en het begrip „kopieën” in artikel 1, lid 1, van die richtlijn dient aldus te worden uitgelegd dat het, wat betreft verhuur, enkel betrekking heeft op kopieën die zijn vastgelegd op een fysieke drager. Onstoffelijke voorwerpen en niet-vastgelegde exemplaren, zoals digitale kopieën, moeten weliswaar worden uitgesloten van het in richtlijn 2006/115 geregelde verhuurrecht teneinde niet in strijd te komen met de gemeenschappelijke verklaring die als bijlage is gevoegd bij het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht, maar noch dit verdrag noch die gemeenschappelijke verklaring verzet zich ertegen dat het begrip „uitlening” in de zin van die richtlijn in voorkomend geval aldus wordt uitgelegd dat daaronder ook bepaalde digitale uitleningen vallen. In dit verband bestaat er geen dwingende reden om de uitlening van digitale kopieën en onstoffelijke voorwerpen hoe dan ook uit te sluiten van de werkingssfeer van richtlijn 2006/115.
Deze vaststelling vindt voorts steun in de door richtlijn 2006/115 nagestreefde doelstelling. In overweging 4 van die richtlijn wordt immers onder meer opgemerkt dat het auteursrecht moet worden aangepast aan de nieuwe economische ontwikkelingen, zoals nieuwe exploitatievormen. Digitale uitlening behoort ontegenzeggelijk tot deze nieuwe exploitatievormen en maakt derhalve een aanpassing van het auteursrecht aan de nieuwe economische ontwikkelingen noodzakelijk. Het zou voorts indruisen tegen het algemene beginsel van een hoog beschermingsniveau voor auteurs wanneer digitale uitlening volledig zou worden uitgesloten van de werkingssfeer van richtlijn 2006/115.
(zie punten 35, 39, 44‑46, 54, dictum 1)
Het Unierecht, en met name artikel 6 van richtlijn 2006/115 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, moet aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat een lidstaat aan de toepassing van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2006/115 de voorwaarde verbindt dat de door de openbare bibliotheek ter beschikking gestelde digitale kopie van een boek in het verkeer is gebracht door een eerste verkoop of andere eigendomsovergang van die kopie in de Unie door de houder van het distributierecht of met diens toestemming in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 2006/115, gelezen in samenhang met overweging 14 van deze richtlijn – waarin wordt opgemerkt dat de rechten van de auteurs ten aanzien van openbare uitlening moeten worden beschermd – en gelet op de eisen in verband met het algemene beginsel van een hoog beschermingsniveau voor auteurs, moet immers aldus worden opgevat dat hierin voor de toepassing van de uitzondering voor openbare uitlening enkel een ondergrens voor de bescherming van auteurs wordt vastgesteld. Daaruit volgt dat het de lidstaten vrijstaat om boven op hetgeen uitdrukkelijk in die bepaling is geregeld, eventueel te voorzien in aanvullende voorwaarden ter verbetering van de bescherming van de rechten van auteurs.
(zie punten 61, 65, dictum 2)
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 2006/115 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling eraan in de weg staat dat de daarin vervatte uitzondering voor openbare uitlening wordt toegepast op de terbeschikkingstelling van een digitale kopie van een boek door een openbare bibliotheek ingeval die kopie uit illegale bron is verkregen.
In de bewoordingen van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2006/115 is namelijk weliswaar niet uitdrukkelijk melding gemaakt van een vereiste dat de door de openbare bibliotheek ter beschikking gestelde kopie een legale oorsprong heeft, maar dit laat onverlet dat een van de doelstellingen van deze richtlijn erin bestaat, piraterij te bestrijden, zoals blijkt uit overweging 2 ervan. Toestaan dat een door een openbare bibliotheek uitgeleende kopie is verkregen uit illegale bron, zou erop neerkomen dat het in het verkeer brengen van vervalste of illegaal gekopieerde werken wordt geduld of zelfs aangemoedigd, en zou dus kennelijk indruisen tegen die doelstelling.
(zie punten 67, 68, 72, dictum 3)