BREITSAMER UND ULRICH ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)
22 september 2016 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2000/13/EG — Etikettering en presentatie van levensmiddelen — Artikel 1, lid 3, onder b) — Begrip ‚voorverpakt levensmiddel’ — Artikel 2 — Informatieverstrekking aan en bescherming van consumenten — Artikel 3, lid 1, punt 8 — Plaats van oorsprong of herkomst van een levensmiddel — Artikel 13, lid 1 — Etikettering van voorverpakte levensmiddelen — Artikel 13, lid 4 — Verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste vlak kleiner is dan 10 cm2 — Richtlijn 2001/110/EG — Artikel 2, punt 4 — Vermelding van het land of de landen van oorsprong van de honing — Portieverpakkingen honing die verpakt zijn in gezamenlijke kartonverpakkingen die aan instellingen worden geleverd — Portieverpakkingen die afzonderlijk worden verkocht of die aan de eindverbruiker worden aangeboden bij bereide maaltijden die tegen een vaste prijs worden verkocht — Vermelding van het land of de landen van oorsprong van die honing”
In zaak C‑113/15,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bayerische Verwaltungsgerichtshof (hoogste bestuursrechter van de deelstaat Bayern, Duitsland) bij beslissing van 11 februari 2015, ingekomen bij het Hof op 6 maart 2015, in de procedure
Breitsamer und Ulrich GmbH & Co. KG
tegen
Landeshauptstadt München,
in tegenwoordigheid van:
Landesanwaltschaft Bayern,
wijst
HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, D. Šváby, J. Malenovský, M. Safjan (rapporteur) en M. Vilaras, rechters,
advocaat-generaal: E. Sharpston,
griffier: K. Malacek, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 28 januari 2016,
gelet op de opmerkingen van:
— |
Breitsamer und Ulrich GmbH & Co. KG, vertegenwoordigd door M. Kraus, Rechtsanwalt, |
— |
de Landeshauptstadt München, vertegenwoordigd door S. Groth en K. Eichhorn als gemachtigden, |
— |
de Landesanwaltschaft Bayern, vertegenwoordigd door R. Käß, Oberlandesanwalt, |
— |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door S. Grünheid, K. Herbout-Borczak en K. Skelly als gemachtigden, |
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 april 2016,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB 2000, L 109, blz. 29), en van artikel 2, lid 2, onder e), van verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, richtlijn 90/496/EEG van de Raad, richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB 2011, L 304, blz. 18). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Breitsamer und Ulrich GmbH & Co. KG en de Landeshauptstadt München (stad München, Duitsland) over de verplichting om op elk van de portieverpakkingen honing die zijn verpakt in gezamenlijke kartonverpakkingen die worden geleverd aan instellingen, het land van oorsprong van de honing te vermelden wanneer die portieverpakkingen afzonderlijk worden verkocht of aan de eindverbruiker worden aangeboden bij bereide maaltijden die tegen een vaste prijs worden verkocht. |
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
Richtlijn 2000/13
3 |
De overwegingen 4 tot en met 6, 8, 14 en 15 van richtlijn 2000/13 luiden als volgt:
[...]
[...]
|
4 |
Artikel 1 van die richtlijn bepaalde het volgende: „1. Deze richtlijn heeft betrekking op de etikettering van levensmiddelen bestemd om als zodanig aan de eindverbruiker te worden geleverd, alsmede op bepaalde aspecten van de presentatie van deze levensmiddelen en van de daarvoor gemaakte reclame. 2. Deze richtlijn is ook van toepassing op levensmiddelen bestemd om aan restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen, hierna ‚instellingen’ genoemd, te worden geleverd. 3. In de zin van deze richtlijn betekent:
|
5 |
In artikel 2, lid 1, onder a), i), van die richtlijn was het volgende bepaald: „De etikettering en de wijze waarop deze is uitgevoerd:
|
6 |
Artikel 3, lid 1, punt 8, van die richtlijn luidde als volgt: „Op de etikettering van levensmiddelen moeten, onder de voorwaarden en onder voorbehoud van de afwijkende bepalingen zoals bedoeld in de artikelen 4 tot en met 17, uitsluitend de volgende gegevens worden vermeld: [...]
|
7 |
Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2000/13 was in de volgende bewoordingen gesteld: „In de communautaire voorschriften die alleen van toepassing zijn op bepaalde levensmiddelen en niet op levensmiddelen in het algemeen, kan worden bepaald dat naast de in artikel 3 genoemde vermeldingen nog andere vermeldingen moeten worden opgenomen. [...]” |
8 |
In artikel 8, lid 2, onder c), van die richtlijn was het volgende bepaald: „Wanneer een voorverpakking bestaat uit twee of meer afzonderlijke voorverpakkingen die dezelfde hoeveelheid van hetzelfde product bevatten, wordt de nettohoeveelheid vermeld door het aangeven van de nettohoeveelheid van elke afzonderlijke verpakking en het totale aantal daarvan. Die vermeldingen zijn evenwel niet verplicht wanneer het totale aantal afzonderlijke verpakkingen duidelijk kan worden gezien en van buitenaf gemakkelijk kan worden geteld en wanneer ten minste één vermelding van de in elke afzonderlijke verpakking aanwezige nettohoeveelheid van buitenaf duidelijk kan worden gezien.” |
9 |
Artikel 13, leden 1 en 4, van die richtlijn bepaalde het volgende:
[...] 4. Bij glazen flessen die bestemd zijn om opnieuw te worden gebruikt, die op onuitwisbare wijze zijn gemerkt en waarop bijgevolg geen etiket, band of label is aangebracht en bij verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste vlak kleiner is dan 10 cm2 zijn slechts de in artikel 3, lid 1, punten 1, 4 en 5, genoemde vermeldingen verplicht. [...]” |
10 |
Artikel 14 van die richtlijn luidde als volgt: „Voor levensmiddelen die niet voorverpakt ten verkoop aan de eindverbruiker of instellingen worden aangeboden of voor levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de koper worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt, bepalen de lidstaten de wijze waarop de in artikel 3 en in artikel 4, lid 2, bedoelde vermeldingen worden aangebracht. Zij kunnen bepalen dat deze vermeldingen of enkele daarvan niet verplicht zijn, mits de voorlichting van de koper gewaarborgd blijft.” |
11 |
Overeenkomstig artikel 53, lid 1, van verordening nr. 1169/2011 is richtlijn 2000/13 ingetrokken per 13 december 2014. |
Richtlijn 2001/110/EG
12 |
Overweging 5 van richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing (PB 2002, L 10, blz. 47) luidt als volgt: „De algemene regels inzake de etikettering van levensmiddelen die bij richtlijn [2000/13] zijn vastgesteld, moeten behoudens bepaalde afwijkingen worden toegepast; gelet op het nauwe verband tussen de kwaliteit en de oorsprong van honing, is het absoluut noodzakelijk om volledige informatie over deze aspecten te waarborgen, teneinde te voorkomen dat de consument omtrent de kwaliteit van het product wordt misleid; gelet op de specifieke belangen van de consument met betrekking tot de geografische kenmerken van de honing en tot de volledige transparantie op dit punt, moet het land van oorsprong waar de honing is vergaard op het etiket worden vermeld.” |
13 |
Artikel 1 van richtlijn 2001/110 bepaalt het volgende: „Deze richtlijn is van toepassing op de in bijlage I omschreven producten. Deze producten dienen te voldoen aan de eisen van bijlage II.” |
14 |
In artikel 2 van die richtlijn is bepaald: „Richtlijn [2000/13] is op de in bijlage I omschreven producten van toepassing onder de volgende voorwaarden:
[...]
|
15 |
Bijlage I bij richtlijn 2001/110 heeft als opschrift „Benamingen, omschrijvingen en definities van de producten”. |
Duits recht
Honigverordnung
16 |
§ 3, leden 4 en 5, van de Honigverordnung (honingverordening) van 16 januari 2004 (BGBl. 2004 I, blz. 92), zoals van toepassing ten tijde van de feiten in het hoofdgeding, luidt als volgt: „(4) Naast de bij de [Lebensmittel-Kennzeichnungsverordnung (verordening inzake de etikettering van levensmiddelen) van 15 december 1999 (BGBl. 1999 I, blz. 2464)] voorgeschreven vermeldingen moet de etikettering van de in bijlage 1 genoemde producten de volgende vermeldingen bevatten, die worden aangebracht overeenkomstig lid 5:
(5) [...] Overigens is voor de wijze waarop volgens lid 4 moet worden geëtiketteerd, § 3, lid 3, eerste, tweede en derde volzin, eerste deel, en lid 4, van de Lebensmittel-Kennzeichnungsverordnung van overeenkomstige toepassing.” |
17 |
§ 4, lid 3, van de Honigverordnung verbiedt het in de handel brengen van producten waarop niet de door § 3, lid 4, van die verordening verplicht gestelde vermelding is aangebracht. |
Lebensmittel-Kennzeichnungsverordnung
18 |
§ 1, lid 1, van de Lebensmittel-Kennzeichnungsverordnung bepaalt het volgende: „Deze verordening is van toepassing op de etikettering van voorverpakte levensmiddelen in de zin van § 42, lid 1, van het [Gesetz über das Inverkehrbringen und die Bereitstellung von Messgeräten auf dem Markt, ihre Verwendung und Eichung sowie über Fertigpackungen (wet betreffende het in het verkeer brengen en beschikbaar stellen van meetinstrumenten op de markt, het gebruik en de ijking ervan, alsook betreffende voorverpakkingen; hierna: „Mess- und Eichgesetz”) van 25 juli 2013 (BGBl. 2013 I, blz. 2722)], die voor levering aan de consument zijn bestemd [§ 3, lid 4, van het Lebensmittel- und Futtermittelgesetzbuch (wetboek levensmiddelen en diervoeder)]. Restaurants, kantines en bedrijven, voor zover zij levensmiddelen afnemen die bestemd zijn om in het bedrijf te worden verbruikt, gelden als consumenten.” |
19 |
§ 3, leden 3 en 4, van de Lebensmittel-Kennzeichnungsverordnung luidt als volgt: „(3) De in lid 1 bedoelde informatie dient op de voorverpakking of op een daaraan bevestigd etiket op een goed zichtbare plaats in het Duits te worden aangebracht en gemakkelijk te begrijpen, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar te zijn. De in lid 1 bedoelde informatie mag ook in een andere, gemakkelijk te begrijpen taal worden aangebracht voor zover daarmee de aan de consument verstrekte informatie niet wordt beperkt. De informatie mag niet aan het oog worden onttrokken of gescheiden door andere informatie of grafische elementen; de informatie bedoeld in lid 1, punten 1, 4 en 5, en de informatie betreffende de hoeveelheden bedoeld in § 43, lid 1, van [het Mess- und Eichgesetz] wordt aangebracht in hetzelfde gezichtsveld. (4) In afwijking van lid 3,
|
Mess- und Eichgesetz
20 |
Volgens § 42, lid 1, van het Mess- und Eichgesetz wordt onder „voorverpakking” verstaan alle soorten verpakkingen waarin producten buiten aanwezigheid van de koper worden verpakt en die buiten aanwezigheid van de koper zodanig worden afgesloten dat de hoeveelheid van de daarin verpakte producten zonder openen of merkbaar manipuleren van de verpakking niet kan worden veranderd. |
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
21 |
Breitsamer und Ulrich, een onderneming die in de Unie actief is op het gebied van de productie en verpakking van honing, brengt met name het levensmiddel „Breitsamer Imkergold” (hierna: „betrokken honing”) in het verkeer. Het gaat om 120 portieverpakkingen van hetzelfde type honing van elk 20 gram, die de vorm hebben van kuipjes die met een aluminium deksel zijn afgesloten (hierna: „betrokken portieverpakkingen honing”). Die 120 porties worden verpakt in een door die onderneming afgesloten gezamenlijke kartonverpakking, en zij worden in die vorm aan instellingen verkocht. |
22 |
Op die gezamenlijke kartonverpakking zijn de door de richtlijnen 2000/13 en 2001/110 voorgeschreven verplichte vermeldingen betreffende dat levensmiddel aangebracht, met name het land van oorsprong van de honing. Op betrokken portieverpakkingen honing is het land van oorsprong van de honing niet vermeld. |
23 |
Op 30 oktober 2012 heeft de stad München de bedrijfsleider van Breitsamer und Ulrich een geldboete opgelegd wegens een inbreuk op de wettelijke etiketteringsverplichtingen van de Honigverordnung omdat deze onderneming tijdens het eerste semester van 2011 honing in het verkeer had gebracht in portieverpakkingen zonder vermelding daarop van het land van oorsprong van de honing. |
24 |
Op 5 november 2012 heeft Breitsamer und Ulrich bij het Verwaltungsgericht München (bestuursrechter München, Duitsland) een vordering ingesteld tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat zij geen inbreuk maakte op de Honigverordnung door niet op elk van de betrokken portieverpakkingen honing het land van oorsprong van de honing te vermelden. Bij vonnis van 25 september 2013 heeft die rechterlijke instantie de vordering afgewezen. |
25 |
Breitsamer und Ulrich heeft bij het Bayerische Verwaltungsgerichtshof (hoogste bestuursrechter van de deelstaat Bayern, Duitsland) hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis, waarbij zij aanvoerde dat bij de betrokken portieverpakkingen honing geen sprake is van „voorverpakte levensmiddelen” in de zin van de Lebensmittel-Kennzeichnungsverordnung, zoals van toepassing ten tijde van de feiten in het hoofdgeding. Volgens haar is er immers geen sprake van verkoopeenheden, aangezien die porties in gezamenlijke kartonverpakkingen worden geleverd aan instellingen die deze portieverpakkingen niet verkopen. |
26 |
Breitsamer und Ulrich verwijzen voorts naar een document „Vragen en antwoorden over de toepassing van verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de informatie voor consumenten over levensmiddelen” van 31 januari 2013, dat is opgesteld door een werkgroep van deskundigen van de lidstaten (hierna: „document van de groep van deskundigen”), die is opgericht door het directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten van de Europese Commissie. In punt 2.1.3 van dat document, dat is bekendgemaakt op de website van de Commissie, is verklaard dat, „gelet op de verschillende wijzen waarop levensmiddelen in instellingen aan consumenten worden geleverd, erop dient te worden gewezen dat kleine individuele kuipjes (bijvoorbeeld jam, honing of mosterd) die instellingen de klanten als deel van de maaltijd aanbieden, niet als verkoopeenheid worden aangemerkt. In dergelijke gevallen moet de informatie dus alleen op de gezamenlijke verpakking zijn vermeld”. |
27 |
Ten slotte wijst Breitsamer und Ulrich erop dat de etikettering van portieverpakkingen honing die door andere ondernemingen waren geproduceerd of uit andere lidstaten dan de Bondsrepubliek Duitsland afkomstig waren, onbekritiseerd bleef, hoewel op die portieverpakkingen het land van oorsprong van de honing niet was vermeld. |
28 |
Het Landesanwaltschaft Bayern (openbaar ministerie van de deelstaat Bayern, Duitsland), dat partij is bij het hoofdgeding, betoogt dat het Unierecht tot doel heeft de consument zo volledig mogelijk in te lichten over de hem aangeboden levensmiddelen en dat de betrokken portieverpakkingen honing niet de hoedanigheid van „voorverpakte” producten verliezen als gevolg van het feit dat zij worden verpakt in een afgesloten gezamenlijke kartonverpakking. |
29 |
Volgens de verwijzende rechter valt de betrokken honing onder bijlage I bij de Honigverordnung, waarbij richtlijn 2001/110 in Duits recht is omgezet. |
30 |
In die omstandigheden heeft het Bayerische Verwaltungsgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
|
Beantwoording van de prejudiciële vragen
31 |
Met zijn vragen, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13 aldus moet worden uitgelegd dat elk van de portieverpakkingen honing, die de vorm hebben van met een aluminiumdeksel afgesloten kuipjes en verpakt zijn in gezamenlijke kartonverpakkingen die aan instellingen worden geleverd, een „voorverpakt levensmiddel” vormt wanneer deze instellingen die porties afzonderlijk verkopen of aan de eindverbruiker aanbieden bij bereide maaltijden die tegen een vaste prijs worden verkocht. |
32 |
Om te beginnen moet worden opgemerkt dat volgens de vragen van de verwijzende rechter de betrokken portieverpakkingen honing in de instellingen afzonderlijk aan de eindverbruiker kunnen worden verkocht, hetgeen Breitsamer und Ulrich betwisten. |
33 |
Dienaangaande rust er volgens vaste rechtspraak van het Hof een vermoeden van relevantie op de vragen betreffende de uitlegging van het Unierecht die de nationale rechter heeft gesteld binnen het onder zijn eigen verantwoordelijkheid geschetste wettelijke en feitelijke kader, ten aanzien waarvan het niet aan het Hof is de juistheid te onderzoeken. Het Hof kan slechts weigeren uitspraak te doen op een verzoek van een nationale rechter wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, of wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen (zie arresten van 5 december 2006, Cipolla e.a., C‑94/04 en C‑202/04, EU:C:2006:758, punt 25, en van 7 april 2016, KA Finanz, C‑483/14, EU:C:2016:205, punt 41). |
34 |
Dat vermoeden van relevantie kan niet worden weerlegd door de loutere omstandigheid dat een van de partijen in het hoofdgeding bepaalde feiten betwist ten aanzien waarvan het niet aan het Hof is om de juistheid te verifiëren en die bepalend zijn voor het voorwerp van het geschil (zie arresten van 5 december 2006, Cipolla e.a., C‑94/04 en C‑202/04, EU:C:2006:758, punt 26, en van 14 april 2016, Polkomtel, C‑397/14, EU:C:2016:256, punt 38). |
35 |
In het onderhavige geval valt de vraag of de betrokken portieverpakkingen honing ook afzonderlijk worden verkocht, binnen het feitelijke kader van het hoofdgeding, waarover het Hof zich niet dient uit te spreken. |
36 |
In die omstandigheden dient op de door het Bayerische Verwaltungsgerichtshof aldus geformuleerde prejudiciële vragen te worden geantwoord. Daarbij zij evenwel aangetekend dat het Hof met betrekking tot verordening nr. 1169/2011 niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om vanuit het oogpunt van die verordening een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen. |
37 |
Volgens artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13 wordt onder „voorverpakt levensmiddel” in de zin van deze richtlijn verstaan de verkoopeenheid, die bestemd is om als zodanig aan de eindverbruiker en instellingen te worden geleverd en bestaat uit een levensmiddel en de verpakking waarin dat levensmiddel, alvorens te koop te worden aangeboden, is verpakt, ongeacht of deze verpakking het levensmiddel geheel of ten dele afsluit, maar zodanig dat de inhoud niet kan worden veranderd zonder dat de verpakking wordt geopend of veranderd. |
38 |
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder a), van die richtlijn staan de in artikel 3 en artikel 4, lid 2, bedoelde vermeldingen bij voorverpakte levensmiddelen op de voorverpakking of op een daaraan gehecht etiket. |
39 |
In dat verband bepaalt artikel 3, lid 1, punt 8, van die richtlijn dat een van die vermeldingen de plaats van oorsprong of herkomst is, indien het weglaten daarvan de consument zou kunnen misleiden aangaande de werkelijke oorsprong of herkomst van het levensmiddel. |
40 |
Volgens de overwegingen 4 en 5 van richtlijn 2000/13 strekt deze richtlijn ertoe voorschriften van algemene en horizontale aard op te stellen die van toepassing zijn op alle levensmiddelen die in de handel worden gebracht, terwijl de voorschriften van specifieke en verticale aard die uitsluitend betrekking hebben op bepaalde levensmiddelen moeten worden vastgesteld in het kader van de bepalingen die voor deze producten gelden. |
41 |
Richtlijn 2001/110 stelt dergelijke specifieke regels vast voor honing. Volgens artikel 1 ervan, is die richtlijn immers van toepassing op de in bijlage I bij die richtlijn omschreven producten. In casu staat vast dat het bij de betrokken honing om een dergelijk product gaat. |
42 |
Artikel 2, eerste volzin, van richtlijn 2001/110 bepaalt echter dat richtlijn 2000/13 onder bepaalde voorwaarden van toepassing is op de in bijlage I bij eerstgenoemde richtlijn omschreven producten. Artikel 2, punt 4, onder a), van richtlijn 2001/110 bepaalt in wezen dat voor de toepassing van richtlijn 2000/13 en met name van de artikelen 13 en 14 ervan, de vermelding van de oorsprong van de honing wordt beschouwd als een vermelding in de zin van artikel 3 van deze laatste richtlijn. |
43 |
Die bepalingen worden nader toegelicht in overweging 5 van richtlijn 2001/110, waarin het heet dat „[d]e algemene regels inzake de etikettering van levensmiddelen die bij richtlijn [2000/13] zijn vastgesteld, [...] behoudens bepaalde afwijkingen [moeten] worden toegepast; gelet op het nauwe verband tussen de kwaliteit en de oorsprong van honing, is het absoluut noodzakelijk om volledige informatie over deze aspecten te waarborgen, teneinde te voorkomen dat de consument omtrent de kwaliteit van het product wordt misleid; gelet op de specifieke belangen van de consument met betrekking tot de geografische kenmerken van de honing en tot de volledige transparantie op dit punt, moet het land van oorsprong waar de honing is vergaard op het etiket worden vermeld.” |
44 |
Uit de combinatie van twee richtlijnen volgt aldus, dat in geval van een product dat onder richtlijn 2001/110 valt, het land van oorsprong van de honing verplicht op de voorverpakking of op een daaraan gehecht etiket moet worden vermeld, aangezien het weglaten van die vermelding in elk geval de consument zou kunnen misleiden aangaande de werkelijke oorsprong of herkomst van de honing in de zin van artikel 3, lid 1, punt 8, van richtlijn 2000/13. |
45 |
Bovendien preciseert artikel 1, lid 2, van deze laatste richtlijn dat de richtlijn ook van toepassing is op levensmiddelen bestemd om aan restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen, „instellingen” genoemd, te worden geleverd. Blijkens de verwijzingsbeslissing zijn de betrokken portieverpakkingen honing, in gezamenlijke kartonverpakkingen verpakt, in casu aan dergelijke instellingen geleverd. |
46 |
Evenwel moet worden nagegaan of de afwijkingen waarin is voorzien bij respectievelijk artikel 13, lid 1, onder b), en artikel 14 van richtlijn 2000/13 geen toepassing vinden in omstandigheden als die van het hoofdgeding. |
47 |
Wat in de eerste plaats artikel 13, lid 1, onder b), eerste en tweede streepje, van die richtlijn betreft, daarin is bepaald dat, enerzijds, wanneer de voorverpakte levensmiddelen bestemd zijn voor de eindverbruiker, doch worden verhandeld in een stadium vóór de verkoop aan de eindverbruiker en indien dit stadium niet de verkoop aan een instelling is, en, anderzijds, wanneer de voorverpakte levensmiddelen bestemd zijn om aan instellingen te worden geleverd om daar te worden toebereid, verwerkt, verdeeld of versneden, de in artikel 3 en artikel 4, lid 2, van die richtlijn bedoelde vermeldingen slechts op de op die levensmiddelen betrekking hebbende handelsdocumenten hoeven voor te komen wanneer kan worden gegarandeerd dat deze documenten met alle etiketteringsgegevens de levensmiddelen waarop zij betrekking hebben vergezellen, dan wel tegelijkertijd met of vóór de levering worden verzonden. |
48 |
Vastgesteld moet echter worden dat die bepalingen in omstandigheden als die van het hoofdgeding geen toepassing vinden. Zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing hebben de betrokken portieverpakkingen honing immers de vorm van kuipjes die door Breitsamer und Ulrich met een aluminium deksel zijn afgesloten en als zodanig aan de eindverbruiker worden aangeboden door de instelling waaraan zij zijn geleverd. |
49 |
Bijgevolg worden enerzijds de voor de eindverbruiker bestemde portieverpakkingen weliswaar verhandeld in een stadium vóór de verkoop aan de eindverbruiker, maar zij worden aan instellingen verkocht, anders dan in het geval bedoeld in artikel 13, lid 1, onder b), eerste streepje, van richtlijn 2000/13. Anderzijds wordt de betrokken honing door die instellingen niet toebereid, verwerkt, verdeeld of versneden in de zin van artikel 13, lid 1, onder b), tweede streepje, van die richtlijn. |
50 |
Wat in de tweede plaats artikel 14 van richtlijn 2000/13 betreft, daarin is bepaald dat voor levensmiddelen die niet voorverpakt ten verkoop aan de eindverbruiker of instellingen worden aangeboden of voor levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de koper worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt, de lidstaten de wijze bepalen waarop de in artikel 3 en in artikel 4, lid 2, van die richtlijn bedoelde vermeldingen worden aangebracht, en dat zij kunnen bepalen dat deze vermeldingen of enkele daarvan niet verplicht zijn, mits de voorlichting van de koper gewaarborgd blijft. |
51 |
In casu staat vast dat de betrokken portieverpakkingen honing niet worden verpakt op de plaats van verkoop op verzoek van de koper of met het oog op de onmiddellijke verkoop ervan worden voorverpakt, zodat de in artikel 14 beoogde situaties niet relevant zijn. |
52 |
Gelet op de situatie bedoeld in artikel 13, lid 1, onder a), van richtlijn 2000/13, hangt de verplichting om portieverpakkingen honing als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn te voorzien van een etiket, en dus om de vermelding van het land of de landen van oorsprong van de honing erop aan te brengen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, punt 4, onder a), van richtlijn 2001/110, dus af van de vraag of die porties moeten worden beschouwd als „voorverpakte levensmiddelen” in de zin van artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13. |
53 |
In dat verband blijkt uit artikel 8, lid 2, onder c), van richtlijn 2000/13 dat een voorverpakking kan bestaan uit twee of meer afzonderlijke voorverpakkingen. Het enkele feit dat de gezamenlijke kartonverpakkingen waarin de betrokken portieverpakkingen honing zijn verpakt zelf zouden kunnen worden aangemerkt als voorverpakkingen kan dus niet tot gevolg hebben dat die portieverpakkingen geen „voorverpakte levensmiddelen” in de zin van artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13 kunnen zijn. |
54 |
In casu voldoen de portieverpakkingen honing als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn aan meerdere van de voorwaarden die in artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13 worden gesteld om te worden aangemerkt als „voorverpakte levensmiddelen” in de zin van deze bepaling. |
55 |
Zoals blijkt uit de in punt 48 van het onderhavige arrest vermelde feitelijke elementen, zijn de betrokken portieverpakkingen honing immers enerzijds bestemd om als zodanig te worden aangeboden aan de eindverbruiker na de opening van de kartonnen verzamelverpakking door de instelling waaraan deze is geleverd, en anderzijds zijn die porties verpakt voordat zij te koop werden aangeboden en sluiten zij het levensmiddel geheel af, zodanig dat de inhoud ervan niet kan worden veranderd zonder dat de verpakking wordt geopend of veranderd. |
56 |
Evenwel moet worden opgemerkt dat er verschillen bestaan tussen de onderscheiden taalversies van artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13. |
57 |
Zo bezigen met name de Engels taalversie („any single item”) en de Poolse taalversie [„każd(a) pojedyncz(a) sztuk(a)”] bewoordingen die verwijzen naar één enkel element, zonder andere aanduiding. Andere taalversies van die bepaling, zoals de Spaanse taalversie („la unidad de venta”), de Duitse taalversie („die Verkaufseinheit”) of de Franse taalversie („l’unité de vente”), verwijzen ook naar één enkel element, maar ook naar het begrip „verkoop”. |
58 |
Volgens vaste rechtspraak van het Hof kan de in een van de taalversies van een Unierechtelijke bepaling gebruikte formulering niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling dienen of in zoverre voorrang hebben boven de andere taalversies. Unierechtelijke bepalingen moeten immers uniform worden uitgelegd en toegepast tegen de achtergrond van de tekst in alle talen van de Unie. Wanneer er tussen de verschillende taalversies van een Unierechtelijke tekst verschillen bestaan, moet bij de uitlegging van de betrokken bepaling worden gelet op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (arresten van 27 maart 1990, Cricket St Thomas, C‑372/88, EU:C:1990:140, punten 18 en 19; van 15 november 2012, Kurcums Metal, C‑558/11, EU:C:2012:721, punt 48, en van 17 maart 2016, Kødbranchens Fællesråd, C‑112/15, EU:C:2016:185, punt 36). |
59 |
Wat de algemene opzet van richtlijn 2000/13 betreft, moet worden opgemerkt dat hoewel er sprake is van een verschil tussen de verschillende taalversies van artikel 1, lid 3, onder b), van die richtlijn, deze bepaling in elk geval verwijst naar het aanbieden ten „verkoop”, en dit zowel in het Spaans („puesto a la venta”), het Duits („vor dem Feilbieten”), het Engels („being offered for sale”), het Frans („présentation à la vente”), als in het Pools („oferowanie na sprzedaż”). |
60 |
Artikel 13, lid 1, van die richtlijn, waarin het gaat over voorverpakte levensmiddelen, verwijst eveneens naar de „verkoop” van levensmiddelen. Op dezelfde wijze verwijst artikel 14 van richtlijn 2000/13 naar de situatie waarin de levensmiddelen onverpakt worden aangeboden voor de „verkoop” aan de eindverbruiker en aan instellingen. |
61 |
Bovendien hebben andere bepalingen van die richtlijn de „koper” op het oog. Naast artikel 14 bepaalt artikel 2, lid 1, onder a), i), van die richtlijn dat de etikettering en de wijze waarop deze is uitgevoerd de „koper” niet mogen kunnen misleiden, onder meer ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel, waaronder de oorsprong of herkomst ervan. |
62 |
Uit de algemene opzet van richtlijn 2000/13 blijkt dus dat, naast de overige voorwaarden van artikel 1, lid 3, onder b), van die richtlijn, de etiketteringsverplichting van artikel 13, lid 1, van die richtlijn betrekking heeft op levensmiddelen die bestemd zijn om als zodanig te koop te worden aangeboden aan de eindverbruiker en aan instellingen. |
63 |
Deze situatie kan de vorm aannemen van een afzonderlijke verkoop van portieverpakkingen honing als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, aan de eindverbruiker in een instelling, bijvoorbeeld in een restaurant of een kantine. |
64 |
Een dergelijke situatie doet zich eveneens voor wanneer die portieverpakkingen worden aangeboden bij een bereide maaltijd die tegen een vaste prijs wordt verkocht, bijvoorbeeld als onderdeel van een menu dat is samengesteld door een inrichting voor collectieve maaltijdverstrekking of als item op een hotelbuffet. |
65 |
Zoals de advocaat-generaal in punt 54 van haar conclusie heeft opgemerkt, heeft die vaste prijs namelijk betrekking op alle goederen en diensten die voor het verstrekken van die maaltijd nodig zijn, en houdt hij dus de verschillende componenten van de maaltijd in, waaronder, in voorkomend geval, portieverpakkingen honing als aan de orde in het hoofdgeding. |
66 |
Die uitlegging van artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13 vindt steun in de doelstelling van die richtlijn. |
67 |
Zowel uit overweging 6 van die richtlijn als uit artikel 2 ervan blijkt immers dat deze richtlijn is vastgesteld om de eindverbruiker van levensmiddelen voor te lichten en te beschermen, met name ten aanzien van de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst en wijze van vervaardiging of verkrijging van die producten (arrest van 23 november 2006, Lidl Italia, C‑315/05, EU:C:2006:736, punt 47en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
68 |
In dat verband moet, zoals aangegeven in overweging 8 van richtlijn 2000/13, een gedetailleerde etikettering betreffende de precieze aard en de karakteristieken van de producten, de verbruiker in staat stellen met kennis van zaken zijn keuze te bepalen. |
69 |
Bijgevolg vereist die richtlijn dat de verbruiker over juiste, neutrale en objectieve informatie beschikt die hem niet misleidt (zie in die zin arrest van 4 juni 2015, Teekanne, C‑195/14, EU:C:2015:361, punt 32en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
70 |
Zoals is opgemerkt in punt 43 van het onderhavige arrest, blijkt uit overweging 5 van richtlijn 2001/110 evenwel dat, gelet op de specifieke belangen van de consument met betrekking tot de geografische kenmerken van de honing en tot de volledige transparantie op dit punt, het land van oorsprong waar de honing is vergaard op het etiket moet worden vermeld. |
71 |
Een dergelijke vermelding op portieverpakkingen honing als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, draagt er dus toe bij dat de eindverbruiker, wat de beslissing betreft om die honing afzonderlijk te kopen of, wanneer deze wordt aangeboden bij een bereide maaltijd die tegen een vaste prijs wordt verkocht, deze te verbruiken, zijn keuze met kennis van zaken kan bepalen. |
72 |
Daaraan zij toegevoegd dat volgens artikel 13, lid 4, van richtlijn 2000/13, bij verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste vlak kleiner is dan 10 cm2, slechts de in artikel 3, lid 1, punten 1, 4 en 5, van deze richtlijn genoemde vermeldingen verplicht zijn. In dat geval zou de vermelding van het land van oorsprong, waarin is voorzien bij artikel 3, lid 1, punt 8, dus niet verplicht zijn. |
73 |
Alle belanghebbenden die op de terechtzitting aanwezig waren, hebben betoogd dat het grootste vlak van de betrokken portieverpakkingen honing een oppervlakte had van meer dan 10 cm2. |
74 |
Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of die oppervlakte inderdaad groter is dan 10 cm2. Mocht dat niet het geval zijn, dan zou ingevolge artikel 13, lid 4, van richtlijn 2000/13 het land van oorsprong van de honing niet hoeven te worden vermeld op portieverpakkingen honing als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn. |
75 |
Mocht dat wel het geval zijn, volgt uit al het voorgaande dat elk van de portieverpakkingen, die de vorm hebben van met een aluminiumdeksel afgesloten kuipjes en verpakt zijn in een gezamenlijke kartonverpakking die in die vorm aan instellingen wordt verkocht, een „voorverpakt levensmiddel” vormt en dus onderworpen is aan de verplichting om het land van oorsprong van de honing te vermelden, wanneer deze instellingen die porties afzonderlijk verkopen of aan de eindverbruiker aanbieden bij bereide maaltijden die tegen een vaste prijs worden verkocht. |
76 |
Geen van de argumenten die zijn aangevoerd ter ondersteuning van het ontbreken van een etiketteringsverplichting voor portieverpakkingen honing als die in het hoofdgeding, kan afdoen aan die uitlegging. |
77 |
Volgens een eerste argument volgt uit het in punt 26 van het onderhavige arrest aangehaalde document van de groep van deskundigen, dat individuele kuipjes honing die in een restaurant aan de eindverbruiker worden aangeboden als deel van de maaltijd, niet als verkoopeenheid worden aangemerkt, en dat de oorsprong van de honing daarom alleen op de gezamenlijke kartonverpakking hoeft te worden vermeld. |
78 |
Evenwel kan worden volstaan met op te merken dat het document van de groep van deskundigen geenszins bindend is. In dat document zelf is overigens, in punt 1, vermeld dat het geen enkele officiële juridische waarde heeft en dat het in geval van een geschil uiteindelijk aan het Hof staat om het Unierecht uit te leggen. |
79 |
Voorts zou, volgens een tweede argument, de exploitant in de levensmiddelensector op elk van de portieverpakkingen honing een vermelding als „mag niet afzonderlijk worden verkocht” kunnen aanbrengen, met als gevolg dat, nu er geen afzonderlijke verkoop plaatsvindt, richtlijn 2000/13 niet verlangt dat het land van oorsprong van de honing op elk van die portieverpakkingen wordt vermeld. |
80 |
Zoals is vastgesteld in de punten 63 en 64 van het onderhavige arrest, ziet de etiketteringsverplichting voor portieverpakkingen honing als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder a), van richtlijn 2000/13, evenwel met name op de situatie waarin die porties bestemd zijn om als zodanig aan de consument te koop te worden aangeboden in een instelling, te weten wanneer die porties afzonderlijk worden verkocht of wanneer zij worden aangeboden bij een bereide maaltijd die tegen een vaste prijs wordt verkocht. |
81 |
In die omstandigheden hoeft geen onderscheid te worden gemaakt naargelang bij de verkoop van portieverpakkingen honing als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn al dan niet sprake is van een afzonderlijke verkoop. |
82 |
Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13 aldus moet worden uitgelegd dat elk van de portieverpakkingen honing, die de vorm hebben van met een aluminiumdeksel afgesloten kuipjes en verpakt zijn in gezamenlijke kartonverpakkingen die aan instellingen worden geleverd, een „voorverpakt levensmiddel” vormt wanneer deze instellingen die porties afzonderlijk verkopen of aan de eindverbruiker aanbieden bij bereide maaltijden die tegen een vaste prijs worden verkocht. |
Kosten
83 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht: |
Artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame moet aldus worden uitgelegd dat elk van de portieverpakkingen honing, die de vorm hebben van met een aluminiumdeksel afgesloten kuipjes en verpakt zijn in gezamenlijke kartonverpakkingen die aan instellingen worden geleverd, een „voorverpakt levensmiddel” vormt wanneer deze instellingen die porties afzonderlijk verkopen of aan de eindverbruiker aanbieden bij bereide maaltijden die tegen een vaste prijs worden verkocht. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Duits.