Zaak C‑4/15

Staatssecretaris van Financiën

tegen

Argos Supply Trading BV

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden)

„Prejudiciële verwijzing — Douane-unie — Gemeenschappelijk douanetarief — Economische douaneregelingen — Passieve veredeling — Verordening (EEG) nr. 2913/92 — Artikel 148, onder c) — Afgifte van een vergunning — Economische voorwaarden — Geen ernstige schade aan de wezenlijke belangen van communautaire veredelaars — Begrip ‚communautaire veredelaars’”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 juli 2016

  1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Presentatie, in de loop van de procedure voor het Hof, van een ander feitelijk kader dan dat wat in de verwijzingsbeslissing is beschreven – Verplichting van het Hof om zich te houden aan het in de verwijzingsbeslissing beschreven feitelijke kader

    (Art. 267 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23)

  2. Vrij verkeer van goederen – Handelsverkeer met derde landen – Regeling passieve veredeling – Werkingssfeer – Veredelingshandelingen die op volle zee plaatsvinden – Daaronder begrepen

    (Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 145)

  3. Vrij verkeer van goederen – Handelsverkeer met derde landen – Regeling passieve veredeling – Vergunningsvoorwaarden – Geen schade aan de wezenlijke belangen van de communautaire veredelaars – Begrip – Communautaire producenten van soortgelijke producten als niet-communautaire grondstoffen of halffabricaten die bestemd zijn om gedurende de veredeling te worden vermengd met de tijdelijk uitgevoerde communautaire goederen – Daaronder begrepen

    [Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 148, c)]

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 29)

  2.  Gelet op de tekst van artikel 145 van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, kan de regeling passieve veredeling van toepassing zijn wanneer veredelingshandelingen buiten het douanegebied van de Unie plaatsvinden. Derhalve kan de omstandigheid dat veredelingshandelingen op volle zee plaatsvinden, niet in de weg staan aan toepassing van de bepalingen van die verordening inzake deze economische douaneregeling.

    (cf. punt 31)

  3.  Artikel 148, onder c), van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek moet aldus worden uitgelegd dat, om in het kader van een verzoek om een vergunning voor gebruikmaking van de regeling passieve veredeling te beoordelen of is voldaan aan de economische voorwaarden voor gebruikmaking van die regeling, niet alleen rekening moet worden gehouden met de wezenlijke belangen van de communautaire producenten van soortgelijke producten als het eindproduct dat uit de voorgenomen veredelingshandelingen zou ontstaan, maar ook met die van de communautaire producenten van soortgelijke producten als de niet-communautaire grondstoffen of halffabricaten die bestemd zijn om tijdens deze handelingen te worden vermengd met tijdelijk uitgevoerde communautaire goederen.

    De economische voorwaarden voor gebruikmaking van de regeling passieve veredeling – neergelegd in artikel 148, onder c), van verordening nr. 2913/92 – hebben immers als functie de douaneautoriteiten in staat te stellen te beoordelen of gebruikmaking van passieve veredeling in wezen gunstig is voor de bedrijfstak van de Unie, door ervoor te zorgen dat de voordelen die een marktdeelnemer zou ontlenen aan gebruikmaking van die regeling, niet als tegenhanger hebben dat significante nadelen voor andere producenten binnen de Unie teweeg worden gebracht. Deze economische voorwaarden moeten derhalve zodanig worden uitgelegd dat zij de douaneautoriteiten in staat stellen volledig rekening te houden met dergelijke belangenconflicten binnen de bedrijfstak van de Unie.

    Wat deze belangenconflicten betreft, dient, in omstandigheden waarin de voorgenomen veredelingshandeling met zich meebrengt dat een aanzienlijke hoeveelheid van een niet-communautaire grondstof wordt vermengd met tijdelijk uitgevoerde communautaire goederen, en waarin de bij die grondstof behorende douanerechten aanzienlijk hoger zijn dan die welke van toepassing zouden zijn op het na die handeling verkregen veredelingsproduct, te worden vastgesteld dat gebruikmaking, voor die handeling, van de regeling passieve veredeling ernstige schade zou toebrengen aan de wezenlijke belangen van de marktdeelnemers die deze grondstof binnen de Unie produceren.

    Het buiten de Unie verrichten van deze veredelingshandeling zou een marktdeelnemer immers in staat stellen het bestanddeel dat overeenkomt met voornoemde grondstof, in de Unie in te voeren en daarbij te ontkomen aan betaling van de douanerechten die gelden voor die grondstof en juist bedoeld zijn om die communautaire producenten tegen een dergelijke invoer te beschermen. In die situatie zou gebruikmaking van de regeling passieve veredeling de marktdeelnemer die deze regeling aanvraagt, een extra voordeel opleveren, bestaande in de gedeeltelijke vrijstelling die hij zou verkrijgen van de douanerechten die van toepassing zijn op het veredelingsproduct, hetgeen dit soort handelingen, die toch nadelig zijn voor de belangen van de producenten binnen de Unie, nog voordeliger maakt.

    (cf. punten 41, 43, 44, 49 en dictum)