CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

M. SZPUNAR

van 10 november 2016 ( 1 )

Zaak C‑568/15

Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs Frankfurt am Main e.V.

tegen

comtech GmbH

[verzoek van het Landgericht Stuttgart (regionale rechter Stuttgart, Duitsland)]

„Richtlijn 2011/83/EU — Consumentenbescherming — Communicatie per telefoon — Telefoonnummer door handelaren ter beschikking gesteld van consumenten zodat deze per telefoon met de handelaren contact kunnen opnemen over de door hen gesloten overeenkomsten — Verbod om hogere kosten in rekening te brengen dan het basistarief — Begrip ‚basistarief’”

I – Inleiding

1.

In deze zaak wordt het Hof om toelichting verzocht in het kader van de bescherming van de consument, in het bijzonder met betrekking tot communicatie per telefoon en, meer bepaald, de terbeschikkingstelling door een handelaar van een telefoonnummer voor diensten na verkoop ten behoeve van zijn klanten.

2.

De gestelde prejudiciële vragen hebben betrekking op de uitlegging van het begrip „basistarief” in de zin van artikel 21 van richtlijn 2011/83/EU ( 2 ), terwijl deze richtlijn dit begrip op geen enkele wijze definieert. Deze zaak biedt het Hof de gelegenheid om dat artikel, en met name het begrip „basistarief” ervan, voor het eerst uit te leggen.

II – Toepasselijke bepalingen

A – Unierecht

3.

Artikel 4 van richtlijn 2011/83, met het opschrift „Niveau van harmonisatie”, luidt als volgt:

„De lidstaten behouden in hun nationale wetgeving geen bepalingen die afwijken van de bepalingen opgenomen in deze richtlijn, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een ander niveau van consumentenbescherming waarborgen, of voeren dergelijke bepalingen niet in, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.”

4.

In artikel 6 van deze richtlijn, met het opschrift „Informatievoorschriften voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten”, wordt in lid 1 het volgende gesteld:

„1   Voordat de consument door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod daartoe is gebonden, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:

[…]

f)

de kosten voor het gebruik van middelen voor communicatie op afstand voor het sluiten van de overeenkomst wanneer deze kosten op een andere grondslag dan het basistarief worden berekend;

[…].

5.

Artikel 21 van deze richtlijn, met het opschrift „Communicatie per telefoon”, luidt als volgt:

„De lidstaten zien erop toe dat handelaren die een telefoonnummer openstellen voor consumenten zodat deze per telefoon met de handelaren contact kunnen opnemen over de door hen gesloten overeenkomsten, de consumenten voor dergelijke telefonische contacten niet meer in rekening brengen dan het basistarief.

De eerste alinea laat de rechten van aanbieders van telecommunicatiediensten om voor die telefoongesprekken kosten in rekening te brengen onverlet.”

B – Duits recht

6.

In artikel 312a van het Bürgerliches Gesetzbuch (burgerlijk wetboek, hierna: „BGB”), met het opschrift „Algemene verplichtingen en beginselen bij consumentenovereenkomsten; bij afspraken omtrent vergoedingen in acht te nemen beperkingen”, waarbij artikel 21 van richtlijn 2011/83 is omgezet, wordt in lid 5 het volgende bepaald:

„Een overeenkomst die een consument ertoe verplicht een vergoeding te betalen wanneer hij de handelaar met vragen om uitleg of opheldering over een tussen hen gesloten overeenkomst belt op een nummer dat deze handelaar daartoe ter beschikking stelt, is nietig indien de afgesproken vergoeding hoger is dan de vergoeding die verschuldigd is voor het loutere gebruik van de telecommunicatiedienst. Indien een overeenkomst nietig is op grond van de eerste volzin, dan is de consument ook jegens de telecomaanbieder niet gehouden een vergoeding voor de oproep te betalen. De telecomaanbieder heeft het recht de vergoeding voor het loutere gebruik van de telecommunicatiedienst op te eisen van de handelaar die de nietige overeenkomst met de consument heeft gesloten.”

III – Aan het hoofdgeding ten grondslag liggende feiten, prejudiciële vragen en procedure bij het Hof

7.

comtech GmbH is een Duitse onderneming wier economische activiteit het in de handel brengen van elektrische en elektronische apparaten is. Op haar website vermeldt zij een servicenummer voor klanten die al een koopovereenkomst met haar hebben gesloten en toelichting bij of uitleg over hun overeenkomst willen verkrijgen. Dat telefoonnummer is een 0180-nummer, dat in Duitsland wordt gebruikt voor klantendiensten tegen een nationaal eenheidstarief. De kosten om dat (niet-geografische) 0180-nummer te bellen zijn hoger dan de kosten die de consument moet betalen indien hij een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer belt tegen de gebruikelijke tarieven. ( 3 )

8.

De Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs Frankfurt am Main e.V. (hierna: „Zentrale”) is een vereniging ter bescherming van de commerciële belangen van haar leden, met name verenigingen en ondernemingen. De Zentrale heeft bij de verwijzende rechter tegen comtech een verbodsactie ingesteld wegens schending van artikel 312a, lid 5, BGB, waarbij artikel 21 van richtlijn 2011/83 is omgezet. In het kader van deze actie heeft de Zentrale aangevoerd dat de terbeschikkingstelling van een servicenummer tegen een hoger tarief dan het tarief voor gewone oproepen een oneerlijke handelspraktijk is. ( 4 )

9.

comtech verzet zich tegen deze verbodsactie. Zij voerde aan dat artikel 312a, lid 5, BGB, gelezen tegen de achtergrond van artikel 21 van richtlijn 2011/83, inhoudt dat de handelaar geen winst kan behalen uit de terbeschikkingstelling van een servicenummer. Het is volgens deze onderneming dan ook niet verboden dat voor de oproepen hogere kosten worden aangerekend dan voor de zogenaamde „gewone” oproepen, ten einde de aan de telecomaanbieder voor de terbeschikkingstelling van een servicenummer verschuldigde vergoeding te dekken, voor zover de handelaar er geen winst mee behaalt. ( 5 )

10.

De verwijzende rechter stelt dat voor de oplossing van het hoofdgeding uitlegging is vereist van het begrip „vergoeding die verschuldigd is voor het loutere gebruik van de telecommunicatiedienst” in artikel 312a, lid 5, BGB. Aangezien de tarieven van de telefoonnummers als die van het hoofdgeding het voorwerp zijn geweest van een harmonisatie op Europees niveau, die is vastgelegd in artikel 21 van richtlijn 2011/83, dient deze bepaling van richtlijn 2011/83 eveneens te worden uitgelegd. Daarin wordt gesteld dat de consument voor telefonische contacten na de sluiting van de overeenkomst niet meer in rekening mag worden gebracht dan het „basistarief”.

11.

Volgens de verwijzende rechter wilde de Duitse wetgever voorkomen dat de handelaar winst zou behalen uit de terbeschikkingstelling van een niet-geografisch telefoonnummer. Een dergelijke uitlegging van artikel 21 van richtlijn 2011/83, en dientengevolge van artikel 312a, lid 5, BGB, sluit niet uit dat de consument meer betaalt voor een oproep naar een niet-geografisch nummer dan voor een gewone oproep, voor zover de inkomsten van de handelaar niet hoger zijn dan de kosten voor de terbeschikkingstelling van een dergelijk nummer.

12.

De verwijzende rechter heeft twijfel over deze uitlegging en vraagt zich af of een restrictievere uitlegging dan die van de Duitse wetgever is vereist om de consument een hoger beschermingsniveau te garanderen. De verwijzende rechter is van mening dat de bewoordingen van artikel 21 van richtlijn 2011/83 en de doelstelling van dit artikel op een dergelijke restrictievere uitlegging duiden. Weliswaar is het volgens de litigieuze nationale bepaling, zoals ik hierboven reeds heb opgemerkt, verboden winst te behalen uit het openstellen van een niet-geografisch telefoonnummer, maar zij verhindert daarom niet dat voor oproepen naar dat nummer hogere kosten in rekening worden gebracht dan voor die naar gewone nummers.

13.

In deze omstandigheden heeft het Landgericht Stuttgart bij uitspraak van 15 oktober 2015, ingekomen ter griffie van het Hof op 5 november 2015, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

„1)

Moet artikel 21, eerste alinea, van richtlijn 2011/83 aldus worden uitgelegd dat een consument die telefonisch contact opneemt met een handelaar via een telefoonnummer dat deze laatste ter beschikking stelt opdat consumenten contact met hem zouden kunnen opnemen in verband met een reeds gesloten overeenkomst, geen hogere kosten voor deze oproep mogen worden aangerekend dan die welke hij voor een oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer had moeten betalen?

2)

Verzet artikel 21, eerste alinea, van richtlijn 2011/83 zich tegen een nationale bepaling volgens welke de consument, ingeval de handelaar een 0180-servicenummer ter beschikking stelt waarop consumenten contact met hem kunnen opnemen in verband met reeds gesloten overeenkomsten, de kosten moet dragen die de telecomaanbieder hem voor het gebruik van die telecommunicatiedienst in rekening brengt, ook wanneer die kosten hoger zijn dan die welke de consument had moeten betalen voor een telefonische oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer?

Verzet artikel 21, eerste alinea, van de richtlijn zich ook tegen een dergelijke nationale bepaling indien de telecomaanbieder aan de handelaar niets doorstort van de vergoeding die de consument aan deze aanbieder betaalt voor de oproep naar het 0180-nummer?”

14.

Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door de Zentrale, door de Estse, de Litouwse, de Nederlandse en de Finse regering, alsook door de Europese Commissie. Aangezien geen van de belanghebbenden had verzocht te worden gehoord, heeft het Hof beslist uitspraak te doen zonder terechtzitting.

IV – Analyse

A – Gezamenlijke behandeling van de prejudiciële vragen

15.

De verwijzende rechter wenst met zijn prejudiciële vragen te vernemen, enerzijds of het begrip „basistarief” aldus moet worden uitgelegd dat de kosten die de consument in rekening worden gebracht wanneer hij de handelaar belt op een servicenummer, niet hoger mogen zijn dan die welke hij voor een oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer moet betalen, en anderzijds welk belang moet worden gehecht aan de vraag of de handelaar met dit telefoonnummer winst maakt.

16.

Zoals de Commissie impliciet heeft gesuggereerd, dienen deze vragen volgens mij gezamenlijk te worden behandeld, aangezien zij betrekking hebben op de uitlegging van hetzelfde begrip.

17.

Met zijn twee prejudiciële vragen wenst de verwijzende rechter aldus in wezen te vernemen hoe het begrip „basistarief” van artikel 21 van richtlijn 2011/83 moet worden uitgelegd.

18.

Dadelijk moet worden gepreciseerd dat de Zentrale, de Estse en de Litouwse regering, alsook de Commissie in hun schriftelijke opmerkingen het standpunt hebben verdedigd dat de consument wanneer hij de handelaar belt op een servicenummer, voor de telefonische oproep niet meer hoeft te betalen dan wat hij voor een oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer moet betalen.

B – Begrip „basistarief ” in de zin van artikel 21 van richtlijn 2011/83

1. Bewoordingen van artikel 21 van richtlijn 2011/83

19.

Volgens de eerste alinea van artikel 21 van richtlijn 2011/83 „[zien d]e lidstaten erop toe dat handelaren die een telefoonnummer openstellen voor consumenten zodat deze per telefoon met de handelaren contact kunnen opnemen over de door hen gesloten overeenkomsten, de consumenten voor dergelijke telefonische contacten niet meer in rekening brengen dan het basistarief”.

20.

Bij afwezigheid van een definitie van het begrip „basistarief” in richtlijn 2011/83, alsook in het door de Uniewetgever inzake telecomdiensten uitgewerkte rechtskader ( 6 ) moeten volgens vaste rechtspraak van het Hof de betekenis en de draagwijdte van begrippen waarvoor het Unierecht geen definitie geeft, worden bepaald in overeenstemming met hun in de omgangstaal gebruikelijke betekenis, met inachtneming van de context waarin zij worden gebruikt en de doeleinden die worden beoogd door de regeling waarvan zij deel uitmaken ( 7 ).

21.

Zoals de verwijzende rechter heeft gesteld, doet de gebruikelijke betekenis van het begrip „basistarief” in het Duits, denken aan het begrip „lokaal tarief”, te weten de kosten voor een oproep naar een gewoon lokaal nummer. De verwijzende rechter wijst er bovendien op dat dit begrip in Duitsland niet door iedereen op dezelfde manier wordt uitgelegd. ( 8 )

22.

In dit verband blijkt uit vaste rechtspraak dat de in een van de taalversies van een Unierechtelijke bepaling gebruikte formulering niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling kan dienen of voorrang kan hebben boven de andere taalversies. Unierechtelijke bepalingen moeten immers uniform worden uitgelegd en toegepast tegen de achtergrond van de tekst in alle talen van de Unie. Wanneer er verschillen bestaan tussen de taalversies van een bepaling van Unierecht, moet bij de uitlegging van de betrokken bepaling worden gelet op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan deze een onderdeel vormt. ( 9 )

23.

Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, blijkt in casu dat, hoewel er in beginsel geen sprake is van tekstuele dubbelzinnigheid in de verschillende taalversies ( 10 ), het, gelet op de diversiteit van de aan de eindgebruikers voorstelde tarieven voor de terbeschikkingstelling van telecomdiensten in de lidstaten ( 11 ) en de snelle evolutie in de dynamische telecomsector, niet mogelijk is om te bepalen hoe het begrip „basistarief” in de omgangstaal wordt gebruikt. Het is dus niet mogelijk om de prejudiciële vraag uitsluitend te beantwoorden op basis van de gebruikelijke betekenis van de in de andere taalversies gebruikte term.

24.

Het begrip „basistarief” moet dan ook worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en de doelstelling, alsook met de context van de regeling van richtlijn 2011/83. Ook de ontstaansgeschiedenis van deze richtlijn kan een betrouwbare bron zijn om tot op zekere hoogte de bedoeling van de Uniewetgever te kunnen achterhalen in een gevoelig domein als dat van de consumentenbescherming.

2. Uitlegging van artikel 21 van richtlijn 2011/83 bezien in zijn context

25.

De uitlegging van artikel 21 van richtlijn 2011/83 moet worden gegeven met inachtneming van de andere bepalingen van deze richtlijn.

26.

In dit verband moet erop worden gewezen dat artikel 6, lid 1, onder f), van richtlijn 2011/83, dat betrekking heeft op de precontractuele informatievoorschriften voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, eveneens de term „basistarief” gebruikt. In deze bepaling wordt gesteld dat de handelaar de consument vóór de afsluiting van de overeenkomst informatie moet verstrekken over „de kosten voor het gebruik van middelen voor communicatie op afstand voor het sluiten van de overeenkomst wanneer deze kosten op een andere grondslag dan het basistarief worden berekend”. ( 12 )

27.

Volgens de Commissie stelt deze verplichting tot informatieverstrekking aan de consument laatstgenoemde in staat om te beslissen of hij de overeenkomst met de handelaar zal afsluiten terwijl de kosten met betrekking tot de middelen voor communicatie op afstand hem bekend zijn. ( 13 ) De Commissie merkt eveneens op dat als „basistarief” in de zin van artikel 6, lid 1, onder f), van richtlijn 2011/83 enkel de door de consument te verwachten kosten kunnen worden beschouwd, dit wil zeggen de kosten van een gewone telefonische communicatie die in rekening worden gebracht voor een oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer. Aangezien de consument zijn kosten kent op basis van de met zijn telecomaanbieder gesloten overeenkomst, gelden er in het kader van dit artikel geen informatievoorschriften voor de handelaar. Als de telefonische communicatie tussen de consument en de handelaar verloopt via een nummer dat voor de consumenten kosten meebrengt die hoger zijn dan die voor een telefonische oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer, moet de handelaar de consument daarover op duidelijke en begrijpelijke wijze hebben ingelicht.

28.

Indien in het kader van artikel 6, lid 1, onder f), van richtlijn 2001/83 de uitlegging van deze bepaling en het begrip „basistarief” dat erin voorkomt, voor het feit pleit dat dit begrip uitsluitend betrekking heeft op de gebruikelijke kosten voor een telefonische oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer, dient het begrip „basistarief” in de zin van artikel 21 van deze richtlijn volgens mij op dezelfde wijze te worden uitgelegd.

29.

Artikel 21 van richtlijn 2001/83 moet, bezien in zijn context, aldus worden uitgelegd dat het enkel betrekking heeft op de kosten die de consument in rekening worden gebracht voor een oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer.

30.

Alleen met deze uitlegging kan de uitvoering van de doelstellingen van richtlijn 2011/83 worden gegarandeerd, zoals ik nu zal trachten aan te tonen.

3. Begrip „basistarief” tegen de achtergrond van de doelstelling van bescherming van de consument

31.

De doelstelling van richtlijn 2011/83, die haar neerslag vindt in artikel 1 ervan, bestaat erin „door de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming bij te dragen aan de goede werking van de interne markt”. ( 14 )

32.

In dit verband wordt in de overwegingen 3 ( 15 ) tot en met 5, en 7 van richtlijn 2011/83 eraan herinnerd dat de doelstelling van deze richtlijn erin bestaat bij te dragen tot een „hoog niveau van consumentenbescherming”. In het bijzonder wordt in overweging 7 van deze richtlijn gesteld dat de „consumenten een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming [moeten] genieten in de gehele Unie”. ( 16 )

33.

Volgens de Nederlandse regering is de in het hoofdgeding aan de orde zijnde Duitse wetgeving niet in strijd met artikel 21 van richtlijn 2011/83, noch in het bijzonder met de door overwegingen 3 tot en met 5, en 7 van artikel 1 van deze richtlijn erkende doelstelling van de consumentenbescherming. De Nederlandse regering is immers, in tegenstelling tot de Estse ( 17 ) en de Litouwse regering, van mening dat het begrip „basistarief” de extra kosten van het informatietarief omvat die voortvloeien uit de terbeschikkingstelling van het betrokken servicenummer. ( 18 )

34.

Dit argument overtuigt mij niet.

35.

Overweging 2 van richtlijn 2011/83 wijst erop dat deze richtlijn een stap verder gaat dan de benadering van minimale harmonisatie van de richtlijnen 85/577/EEG ( 19 ) en 97/7 ten gunste van een volledige harmonisatie. Aldus wordt in het belang van de rechtszekerheid de doelstelling „een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming [te] genieten in de gehele Unie” bereikt door volledige harmonisatie van een aantal centrale aspecten van b2c-overeenkomsten. ( 20 ) Bijgevolg en in overeenstemming met artikel 4 van richtlijn 2011/83, „[behouden d]e lidstaten […] in hun nationale wetgeving geen bepalingen die afwijken van de bepalingen opgenomen in deze richtlijn, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een ander niveau van consumentenbescherming waarborgen, of voeren dergelijke bepalingen niet in, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald”, wat, zoals ik herhaal, niet is gebeurd ten aanzien van artikel 21 ervan. ( 21 )

36.

Zoals de Estse en de Litouwse regering, en de Commissie terecht hebben opgemerkt, heeft artikel 21 van richtlijn 2011/83 betrekking op de situatie waarin een consument na het sluiten van een overeenkomst contact opneemt met de handelaar over deze overeenkomst, met name ter opheldering van kwesties die betrekking hebben op de uitvoering ervan ( 22 ) of na de uitvoering ervan, om garantierechten te laten gelden of een rechtsmiddel voor te bereiden. Gelet op het feit dat het de handelaar is die het servicenummer ter beschikking stelt waarop consumenten hem kunnen bellen, kan hij het bedrag van de kosten beïnvloeden die de consumenten in rekening worden gebracht wanneer zij hem bellen. Als de handelaar kiest voor een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer, brengt de oproep van de consument naar de handelaar immers slechts de kosten mee die zijn berekend op basis van de tussen de consument en zijn telecomaanbieder gesloten overeenkomst. Als de handelaar daarentegen kiest voor een speciaal telefoonnummer tegen hogere dan de gebruikelijke marktarieven, bestaat het risico dat de consument uit zuinigheidsoverwegingen in zijn eigen nadeel een telefonisch contact met de handelaar vermijdt, omdat dat voor hem extra kosten zou meebrengen.

37.

Bijgevolg zou de verplichting om hogere kosten te betalen dan die voor een oproep naar een gewoon telefoonnummer consumenten ervan weerhouden contact op te nemen met de handelaar wegens de daardoor veroorzaakte extra kosten. ( 23 ) Bovendien blijkt uit de algemene opzet van de richtlijn dat de telefonische klantendienst onweerlegbaar wordt geacht te zijn inbegrepen in de verwachtingen van de partijen en dus in de door de consument reeds betaalde kosten. Het te duur aangerekende gebruik van een nummer zou erop neerkomen dat de consument extra kosten voor dezelfde dienst moet betalen. ( 24 ) Een en ander geldt nog in sterkere mate als de waarde van het goed dat het voorwerp is van de overeenkomst, gering is.

38.

Aan een dergelijke uitlegging van artikel 21, eerste alinea, van richtlijn 2011/83 wordt niet afgedaan door de tweede alinea ervan, die gewoon preciseert dat deze „eerste alinea […] de rechten van aanbieders van telecommunicatiediensten om voor die telefoongesprekken kosten in rekening te brengen onverlet [laat]”. Ik ben het eens met het argument van de Litouwse regering en van de Commissie dat de doorslaggevende factor het feit is dat de aan de consument aangerekende vergoeding niet meer mag bedragen dan die voor een gewone oproep tegen gebruikelijke markttarieven.

39.

Volgens mij dreigen het door richtlijn 2011/83 ingevoerde systeem van volledige harmonisatie en het hoge niveau van bescherming voor de consumenten hun nuttige werking te verliezen als het Hof in casu artikel 21 van richtlijn 2011/83 aldus zou uitleggen dat het de lidstaten zou toestaan op het nationale niveau bepalingen in te voeren zoals die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding, die niet enkel de gebruikelijke markttarieven voor een telefonische oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer omvatten.

40.

Zoals ik nu zal toelichten vindt deze uitlegging ook steun in de ontstaansgeschiedenis van artikel 21 van richtlijn 2011/83.

4. Uitlegging van artikel 21 van richtlijn 2011/83 aan de hand van de ontstaansgeschiedenis ervan

41.

De in de punten 29 en 39 van deze conclusie uiteengezette systematische en teleologische uitleggingen van artikel 21 van richtlijn 2011/83, zijn ook in overeenstemming met de ontstaansgeschiedenis van deze bepaling.

42.

Nadat het Europees Parlement tijdens de wetgevingsprocedure ( 25 ) had vastgesteld dat er geen uniforme regels waren met betrekking tot de betalende telefonische klantendiensten, had het in zijn amendement 1378 voorgesteld een artikel 28 bis (nieuw) toe te voegen, met het opschrift „Communicatie en bereikbaarheid” ( 26 ). De rechtvaardiging van dit amendement was dat „[h]andelaren hun klanten- en klachtendiensten steeds vaker overdragen aan callcenters. Consumenten worden dan dikwijls aanzienlijke kosten aangerekend wanneer zij worden doorverwezen naar betalende servicenummers […]. De communicatie en de bereikbaarheid moeten dus in de wetgeving zijn verankerd als aanvullende contractuele verplichtingen waarvoor tijdens de bestaande contractuele relatie of tijdens de garantieperiode geen enkele bijkomende vergoeding wordt geëist”. ( 27 )

43.

In dit verband heeft de Commissie er in haar schriftelijke opmerkingen op gewezen dat het begrip „basistarief” is ingevoerd bij de goedkeuring en de herformulering van het voorstel van het Parlement. ( 28 ) Aldus werd het voorstel voor een richtlijn waarin artikel 21 was opgenomen, na een akkoord tussen het Parlement en de Raad van de Europese Unie in eerste lezing goedgekeurd. ( 29 ) Het doel van de Uniewetgever was dus consumenten beschermen tegen te duur aangerekende communicatiekosten wanneer zij per telefoon contact willen opnemen met de handelaar of diens klantendienst over reeds gesloten overeenkomsten.

44.

Deze wil van de Uniewetgever wordt bovendien bevestigd in de Leidraad van het DG Justitie betreffende richtlijn 2011/83. ( 30 ) In punt 10 van deze leidraad wordt er in de eerste plaats aan herinnerd dat de doelstelling van artikel 21 van deze richtlijn bestaat in „het beschermen van consumenten tegen extra kosten indien zij met de handelaar met wie zij een overeenkomst hebben gesloten, telefonisch contact willen opnemen, bijvoorbeeld om een klacht voor te leggen. De handelaar dient ervoor te zorgen dat de consument voor dergelijke telefonische oproepen niet meer dan het ‘basistarief’ hoeft te betalen. Hoewel in de richtlijn niet uitdrukkelijk is omschreven wat met ‘basistarief’ wordt bedoeld, is de grondgedachte dat de handelaren ervoor moeten zorgen dat de consumenten niet meer betalen dan de zuivere kosten van de elektronischecommunicatiedienst voor de in artikel 21 bedoelde telefonische oproepen.” ( 31 ) In deze Leidraad wordt bovendien gesteld dat om aan deze eis inzake het „basistarief” te voldoen „handelaren telefoonnummers [moeten] gebruiken waarvoor geen speciale tarieven gelden, zoals standaard- of geografische nummers voor vaste of mobiele toestellen. Niet-geografische nummers die elektronischecommunicatieaanbieders normaal opnemen in hun minutenbundels met een vast maandelijks bedrag, en nummers waarvoor niet meer in rekening wordt gebracht dan de tarieven voor oproepen naar geografische nummers, zijn ook voorbeelden van basistariefnummers.” ( 32 )

45.

Volgens mij blijkt uit de punten 25 tot en met 40 van deze conclusie duidelijk dat een uitlegging van artikel 21 van richtlijn 2011/83 in de zin dat het begrip „basistarief” alle kosten omvat die door het gebruik van de telecommunicatiedienst worden veroorzaakt, ongeacht het bedrag van deze kosten, in strijd zou zijn met de door de Uniewetgever nagestreefde doelstelling van de regeling.

C – Vraag of de handelaar voordeel haalt uit het servicenummer in het kader van de uitlegging van artikel 21 van richtlijn 2011/83

46.

Zoals ik reeds heb uiteengezet in punt 38 van deze conclusie, is de doorslaggevende factor voor de uitlegging van artikel 21 van richtlijn 2011/83 en van het begrip „basistarief” dat de aan de consument in rekening gebrachte vergoeding niet hoger mag zijn dan die voor een gewone oproep tegen gebruikelijke markttarieven. Dientengevolge en zoals de systematische en de teleologische uitlegging alsook de ontstaansgeschiedenis van deze bepaling hebben bevestigd, is er, wanneer de aan de consument in rekening gebrachte kosten hoger zijn dan de gebruikelijke communicatietarieven voor gewone telefonische oproepen, geen sprake van een „basistarief” in de zin van artikel 21 van richtlijn 2011/83.

47.

Zoals de Estse, de Litouwse en de Finse regering, en de Commissie terecht hebben opgemerkt, prevaleert immers de doelstelling van het beschermen van de consument tegen te duur aangerekende communicatietarieven in het kader van contractuele of postcontractuele communicaties met de handelaar, onafhankelijk van de vraag wie uiteindelijk de door de consument verschuldigde vergoeding voor het gebruik van de telecommunicatiedienst ontvangt. ( 33 ) Bovendien zou artikel 21 van richtlijn 2011/83 zijn nuttige werking verliezen als de bescherming van de consument tegen te duur aangerekende communicatiekosten afhing van het feit of de handelaar al dan niet een aandeel van de betaalde vergoeding ontvangt.

V – Conclusie

48.

Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Landgericht Stuttgart te beantwoorden als volgt:

„Het begrip ‚basistarief’ van artikel 21 van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat een consument die telefonisch contact opneemt met een handelaar in het kader van diensten na verkoop via een telefoonnummer dat laatstgenoemde ter beschikking stelt om consumenten de mogelijkheid te bieden contact met hem op te nemen in verband met een reeds gesloten overeenkomst, geen hogere kosten voor deze oproep mogen worden aangerekend dan de gebruikelijke kosten die hij voor een oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer had moeten betalen.”


( 1 ) Oorspronkelijke taal: Frans.

( 2 ) Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 304, blz. 64).

( 3 ) Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat indien de consument het betrokken 0180-nummer belt, dit hem 0,14 EUR per minuut kost indien hij via het vaste net belt en 0,42 EUR per minuut indien hij via het mobiele net belt.

( 4 ) Uit de verwijzingsbeslissing blijkt ook dat de consument door dit nummer te bellen, stilzwijgend het aanbod van comtech aanvaardt tot het maken van een afspraak in de zin van artikel 312a, lid 5, BGB, die inhoudt dat wanneer de consument het vermelde 0180-nummer tegen het in de toelichting bij het aanbod vermelde tarief belt, de vragen over een met de consument gesloten overeenkomst telefonisch worden beantwoord en de toelichting in dit verband op dezelfde wijze wordt gegeven of verkregen.

( 5 ) Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de door verweerster met de terbeschikkingstelling van het servicenummer belaste telecomaanbieder van het bedrag dat consumenten voor oproepen naar dit nummer betalen, niets doorstort aan verweerster.

( 6 ) Zie met name richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (universeledienstrichtlijn) (PB 2002, L 108, blz. 51).

( 7 ) Arrest van 24 juni 2015, Hotel Sava Rogaška (C‑207/14, EU:C:2015:414, punt 25en aldaar aangehaalde rechtspraak).

( 8 ) Volgens een bepaalde uitlegging is artikel 312a, lid 5, BGB geen getrouwe omzetting van de bepalingen van artikel 21 van richtlijn 2011/83, aangezien deze nationale bepaling weliswaar uitsluit dat de vergoedingen voor het gebruik van de telecommunicatiediensten rechtstreeks en op een voor de beller duidelijke manier worden doorgestort aan de handelaar, maar bijvoorbeeld niet de vaak voorkomende „kruissubsidiëring” uitsluit, waarbij de handelaar als compensatie voor het te duur aangerekende gebruik van het 0180-servicenummer andere telecommunicatiediensten van diezelfde aanbieder tegen een voordelig tarief of gratis verkrijgt. Volgens een andere opvatting bevat het begrip „basistarief” daarentegen ook de aan de telecomaanbieder te betalen vergoeding voor het gebruik van het 0180-servicenummer, en dit zelfs wanneer de telecomaanbieder voor de oproepen naar dit nummer geen vergoeding doorstort aan de handelaar.

( 9 ) Arresten van 27 oktober 1977, Bouchereau (30/77, EU:C:1977:172, punt 14), van 19 september 2013, Brey (C‑140/12, EU:C:2013:565, punt 74) en van 7 juli 2016, Ambisig (C‑46/15, EU:C:2016:530, punt 48).

( 10 ) Met name de versie in het Bulgaars (основната тарифа), het Duits (Grundtarif), het Ests (põhitariifi), het Spaans (tarifa básica), het Italiaans (tariffa di base), het Litouws (bazinė kaina), het Pools (taryfa podstawowa) en het Engels (basic rate).

( 11 ) De tarieven kunnen met name zijn berekend op basis van het soort (lokaal of interlokaal) en de duur van de oproepen, eventueel in combinatie met een forfait (flatrate). Volgens de Commissie kan geen enkele van deze verschillende uitleggingen worden uitgesloten op basis van de gebruikelijke betekenis van het begrip „basistarief”. In dit verband blijkt uit de opmerkingen van de Finse regering dat de Kuluttajansuojalaki (wet inzake bescherming van de consument) in hoofdstuk 2, artikel 14, bepaalt dat onder de uitdrukking „basistarief” met name elke tarief moet worden begrepen dat in de abonnementsovereenkomst van een consument is bepaald.

( 12 ) Deze bepaling stemt overeen met artikel 4, lid 1, onder g), van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB 1997, L 144, blz. 19), die is ingetrokken door richtlijn 2011/83. Cursivering van mij.

( 13 ) In dit verband herinner ik eraan dat in overweging 12 van richtlijn 97/7 wordt gesteld dat het „in geval van telefonische contacten wenselijk is dat de consument aan het begin van het gesprek voldoende informatie krijgt om te beslissen of hij al dan niet wil verdergaan”.

( 14 ) Zie eveneens overweging 4 van deze richtlijn.

( 15 ) Ik herinner eraan dat in overweging 3 van richtlijn 2011/83 wordt gesteld dat in „artikel 169, lid 1, en artikel 169, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Unie dient bij te dragen tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van maatregelen die zij op grond van artikel 114 van het Verdrag neemt”.

( 16 ) Ik herinner er eveneens aan dat in artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt gesteld dat „in het beleid van de Unie […] zorg [wordt] gedragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming”.

( 17 ) De Estse regering wijst er in haar schriftelijke opmerkingen op dat volgens de bewoordingen van artikel 281, lid 3, Võlaõigusseadus (wet op het verbintenissenrecht), dat artikel 21, eerste alinea, van richtlijn 2011/83 omzet, de handelaar van de consument niet mag eisen dat laatstgenoemde extra kosten betaalt wanneer hij contact opneemt met de handelaar. Deze regering stelt aldus dat zij zich bij de omzetting van richtlijn 2011/83 in Ests recht gebaseerd heeft op de bestaansreden van artikel 21, eerste alinea, van deze richtlijn, te weten het garanderen dat de consument wanneer hij contact opneemt met de handelaar, niet extra hoeft te betalen naast de kosten voor een gewone telefonische oproep.

( 18 ) Volgens de Nederlandse regering moeten de totale kosten die een consument betaalt voor een servicenummer in twee tarieven worden onderverdeeld. Het betreft enerzijds het tarief voor het elektronische verkeer, dit wil zeggen het tarief dat de consument betaalt voor de elektronische communicatiedienst zelf, met name de kosten die in rekening worden gebracht voor een oproep naar een gewoon (geografisch) vast of mobiel nummer, en anderzijds het informatietarief, dit wil zeggen de door de handelaar bepaalde extra kosten die bestaan in een verhoging van de kosten die deze handelaar aanrekent voor de informatieverstrekking, in casu het servicenummer. Volgens deze regering zijn de extra diensten die de telecomaanbieder aan de handelaar verstrekt met name de wachtfuncties en de keuzemenu’s.

( 19 ) Richtlijn van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PB 1985, L 372, blz. 31).

( 20 ) In overweging 7 van richtlijn 2011/83 wordt gesteld dat „[v]olledige harmonisatie van een aantal centrale regelgevingsaspecten […] de rechtszekerheid voor zowel de consumenten als de handelaren aanzienlijk [moet] verbeteren. […] Het effect van dergelijke harmonisatie zou moeten zijn de barrières op te heffen die het gevolg zijn van de versnippering van de regelgeving en de interne markt op dit terrein te voltooien. Het wegnemen van die barrières is alleen mogelijk door uniforme regels op Unieniveau vast te stellen. Bovendien moeten de consumenten een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming genieten in de gehele Unie.”

( 21 ) Volgens overweging 13 van richtlijn 2011/83 „mag een lidstaat met betrekking tot overeenkomsten die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, nationale wetgeving handhaven of invoeren die overeenstemt met de bepalingen of een aantal bepalingen van deze richtlijn”. Deze handelingsvrijheid heeft echter enkel betrekking op de behandeling van niet door de richtlijn geregelde materies, wat zoals ik benadruk, niet geldt voor artikel 21 van deze richtlijn.

( 22 ) Met name om een leveringsdatum te bepalen of voor facturatiekwesties.

( 23 ) In deze lijn wordt er in de rechtsleer op gewezen dat het „doel van artikel 21 van richtlijn 2011/83 erin bestaat […] het te duur aanrekenen van oproepen naar door de handelaar aangeboden klantendiensten te verhinderen. Deze beschermende bepaling kondigt dus het einde aan van de toeslagen voor telefonische diensten na verkoop […]”. Zie Pôle de droit privé de l’Université Saint-Louis – Brussel, „La directive 2011/83/UE du 25 octobre 2011 relative aux droits des consommateurs”, Revue générale de droit civil belge, 2013, nr. 4, blz. 174‑207, en in het bijzonder blz. 204 en 206. Zie ook Laffineur, J., en Stretmans, G., „La directive 2011/83 relative aux droits des consommateurs: les modifications de la réglementation concernant les ventes aux consommateurs et les ,autres droits des consommateurs’”, Revue européenne de droit de la consommation, 2013, nr. 3, blz. 475‑498. Deze auteurs benadrukken dat de Uniewetgever de kwestie met betrekking tot de soms lange wachttijden aan de telefoon vooraleer de gesprekspartner werkelijk antwoordt, niet heeft geregeld. Zie in dit verband Rott, P., „More coherence? A higher level of consumer protection? A review of the new Consumer Rights Directive 2011/83/EU”, European Journal of Consumer Law, 2012, nr. 3, blz. 371‑392, en in het bijzonder blz. 391.

( 24 ) Zie in dit verband punt 42 van deze conclusie.

( 25 ) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, COM(2008) 614 definitief.

( 26 ) Doc. PE452.545v01‑00, motivering van amendement 1378.

( 27 ) Doc. PE452.545v01‑00, motivering van het amendement 1378. Cursivering van mij.

( 28 ) Zie amendement 165, voorstel van richtlijn, artikel 28 bis (nieuw), doc. P7_TA(2011)0116 (PB 2012, C 247 E, blz. 99).

( 29 ) Zie document 9507/11 CONSOM 65 JUSTCIV 107, blz. 4 en 15.

( 30 ) Leidraad van het DG Justitie betreffende richtlijn 2011/83/EU, juni 2014, blz. 70.

( 31 ) Cursivering van mij.

( 32 ) In deze Leidraad wordt erop gewezen dat „[de] handelaren […] daarentegen geen gebruik [moeten] maken van telefoonnummers waarmee zij de kosten van callcenters (deels) kunnen financieren of extra inkomsten kunnen verwerven door de opbrengsten met telecomoperatoren te delen, zoals betaalnummerdiensten.” Zie Leidraad van het DG Justitie betreffende richtlijn 2011/83/EU, juni 2014, blz. 71. Cursivering van mij.

( 33 ) Bovendien zijn bepaalde soorten van aan de handelaar door te storten indirecte vergoedingen voor het gebruik van de telecommunicatiedienst, zoals met name kruissubsidiëring, volgens mij niet gemakkelijk controleerbaar.