4.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 293/3


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 13 juli 2017 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de First-tier Tribunal (Tax Chamber) — Verenigd Koninkrijk] — London Borough of Ealing/Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

(Zaak C-633/15) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Vrijstellingen voor diensten welke nauw samenhangen met de beoefening van sport - Artikel 133 - Uitsluiting van de vrijstelling in geval van gevaar voor verstoring van de mededinging ten nadele van belastingplichtige commerciële ondernemingen - Diensten verricht door publiekrechtelijke instellingen zonder winstoogmerk])

(2017/C 293/03)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

First-tier Tribunal (Tax Chamber)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: London Borough of Ealing

Verwerende partij: Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

Dictum

1)

Artikel 133, tweede alinea, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die de verlening van de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde (btw) aan publiekrechtelijke instellingen die diensten verrichten welke nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding in de zin van artikel 132, lid 1, onder m), van deze richtlijn, afhankelijk stelt van de naleving van de voorwaarde van artikel 133, eerste alinea, onder d), van die richtlijn, ofschoon, ten eerste, deze lidstaat op 1 januari 1989 niet al die diensten aan btw onderwierp en, ten tweede, de betrokken diensten niet van btw waren vrijgesteld alvorens de naleving van die voorwaarde verplicht was gesteld.

2)

Artikel 133, tweede alinea, van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, voor zover deze de verlening van de btw-vrijstelling aan publiekrechtelijke instellingen zonder winstoogmerk die diensten verrichten welke nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding in de zin van artikel 132, lid 1, onder m), van deze richtlijn, afhankelijk stelt van de naleving van de voorwaarde van artikel 133, eerste alinea, onder d), van die richtlijn, zonder deze voorwaarde ook toe te passen op niet-publiekrechtelijke instellingen zonder winstoogmerk die dergelijke diensten verrichten.


(1)  PB C 59 van 15.2.2016.