21.3.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 106/8 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 28 januari 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — BP Europa SE/Hauptzollamt Hamburg-Stadt
(Zaak C-64/15) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Algemene regeling inzake accijns - Richtlijn 2008/118/EG - Onregelmatigheid die heeft plaatsgevonden tijdens een overbrenging van accijnsgoederen - Overbrenging van goederen onder een accijnsschorsingsregeling - Bij de levering ontbrekende goederen - Heffing van accijns bij gebreke van bewijs dat de goederen zijn vernietigd of verloren zijn gegaan))
(2016/C 106/11)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesfinanzhof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: BP Europa SE
Verwerende partij: Hauptzollamt Hamburg-Stadt
Dictum
1) |
Artikel 20, lid 2, van richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG moet aldus worden uitgelegd dat de overbrenging van onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte accijnsgoederen in een situatie als die van het hoofdgeding eindigt, in de zin van deze bepaling, op het tijdstip waarop de geadresseerde van deze goederen, na de volledige uitlading van het transportmiddel dat die goederen bevat, constateert dat een bepaalde hoeveelheid van de te leveren goederen ontbreekt. |
2) |
De artikelen 7, lid 2, onder a), en 10, lid 2, van richtlijn 2008/118, gelezen in onderlinge samenhang, moeten aldus worden uitgelegd dat
|
3) |
Artikel 10, lid 4, van richtlijn 2008/118 moet aldus worden uitgelegd dat het niet alleen van toepassing is wanneer de totaliteit van de onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte goederen niet op de plaats van bestemming is aangekomen, maar ook wanneer slechts een gedeelte van deze goederen niet op de plaats van bestemming is aangekomen. |