1.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 431/42


Beroep ingesteld op 13 oktober 2014 — België/Commissie

(Zaak T-721/14)

(2014/C 431/66)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk België (vertegenwoordigers: L. Van den Broeck en M. Jacobs, gemachtigden, bijgestaan door P. Vlaemminck en B. Van Vooren, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de aanbeveling van de Commissie 2014/478/EU van 14 juli 2014 betreffende beginselen ter bescherming van consumenten en gebruikers van onlinegokdiensten en ter voorkoming van onlinegokken door minderjarigen nietig te verklaren;

de Commissie te veroordelen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een schending van het beginsel van toegewezen bevoegdheden van artikel 5 VEU door niet te verwijzen naar de substantiële rechtsbasis in de Verdragen die aan de Commissie de bevoegdheid toekent om de aangevochten maatregel aan te nemen.

2.

Tweede middel, ontleend aan een schending van het beginsel van toegewezen bevoegdheden, aangezien de Verdragen de Commissie niet bevoegd maken om in de kansspelsector een instrument aan te nemen met harmoniserende werking.

3.

Derde middel, ontleend aan een schending van het beginsel van loyale samenwerking van artikel 4, lid 3, VEU en van de institutionele balans van artikel 13, lid 2, VEU, omdat de Commissie de Conclusies van de Raad van 10 december 2010„Kader voor kansspelen en weddenschappen in de lidstaten van de Europese Unie” (Document 16884/10) naast zich heeft neergelegd.

4.

Vierde middel, ontleend aan een schending van het loyaliteitsbeginsel van artikel 4, lid 3, VEU ten aanzien van de lidstaten.

5.

Vijfde middel, ontleend aan een schending van artikelen 13, lid 2, VEU en 288 en 289 VWEU, aangezien de aangevochten maatregel in feite een verborgen richtlijn uitmaakt. Verzoekster voert eveneens een schending aan van artikel 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie doordat de Commissie niet bij wet overgaat tot een beperking van de vrijheid van meningsuiting en van informatie zoals vervat in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten.