10.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 395/56


Beroep ingesteld op 11 september 2014 — Republiek Letland/Europese Commissie

(Zaak T-661/14)

(2014/C 395/69)

Procestaal: Lets

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Letland (vertegenwoordigers: Inguss Kalniņš en Dace Pelše)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

uitvoeringsbesluit C(2014) 4479 van de Commissie van 9 juli 2014 (1) — voor zover dat betrekking heeft op de Republiek Letland en daarin sprake is van onttrekking aan Uniefinanciering van uitgaven ten bedrage van 739 393,95 EUR die een erkend betaalorgaan van de Republiek Letland heeft verricht voor de boekjaren 2009 tot en met 2012 — nietig verklaren wat betreft de randvoorwaarden;

de Commissie verwijzen in de kosten van de Republiek Letland.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: de Commissie heeft artikel 5, lid 1, van verordening nr. 1782/2003 (1) en artikel 6, lid 1, van verordening nr. 73/2009 (2) onjuist uitgelegd, aangezien:

uit artikel 5 van verordening nr. 1782/2003 en de rechtspraak van het Hof blijkt dat de lidstaten met inachtneming van de specifieke kenmerken van de betrokken gebieden een beoordelingsmarge hebben om te bepalen welke eisen worden gesteld met het oog op goede landbouw- en milieucondities;

de problemen die worden genoemd in de bijlage bij verordening nr. 1782/2003, kunnen worden verholpen door elk probleem nader te bekijken en te bepalen welke norm van de in die verordening opgenomen normen het meest geschikt (doelmatig) is in het licht van de nationale context;

volgens het evenredigheidsbeginsel de lidstaten, wanneer het stellen van een eis slechts gevolgen heeft voor kleine landbouwbedrijven en dus leidt tot administratieve lasten en kosten die aanzienlijk hoger zijn dan de voordelen, grotere eisen kunnen stellen mits deze eisen geschikt zijn voor het bereiken van de doelstellingen van verordening nr. 1782/2003;

de Commissie niet heeft gehandeld in overeenstemming met de omstandigheid dat de in bijlage III bij verordening nr. 1782/2003 vermelde eisen dwingend en fundamenteel zijn; bovendien is het vertrouwensbeginsel geschonden doordat de Commissie tot in de herfst van 2009 niet heeft gereageerd.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft verordening nr. 1290/2005 (2) en de richtsnoeren VI/5330/97 (richtsnoeren voor de berekening van de financiële consequenties bij de voorbereiding van het besluit inzake de goedkeuring van de rekeningen in het kader van het EOGFL-Garantie) onjuist toegepast bij de berekening van de voor Letland geldende financiële correctie, aangezien:

zij het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden doordat het risico voor het fonds niet is aangegeven en geen rekening is gehouden met de door de Republiek Letland gepresenteerde berekeningen volgens welke het risico geringer was;

zij is voorbijgegaan aan de richtsnoeren dat forfaitaire bedragen alleen mogen worden gebruikt indien het geleden verlies niet kan worden berekend aan de hand van de beschikbare informatie, terwijl de Republiek Letland aan de Commissie gegevens heeft verstrekt die zo nauwkeurig waren dat de hoogte van het risico voor het fonds berekend kon worden.


(1)  Uitvoeringsbesluit 2014/458/EU houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 205, blz. 62).

(1)  Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30, blz. 16).

(2)  Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209, blz. 1).