6.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 351/19


Beroep ingesteld op 4 augustus 2014 — Gascogne Sack Deutschland en Gascogne/Hof van Justitie

(Zaak T-577/14)

2014/C 351/24

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Gascogne Sack Deutschland GmbH (Wieda, Duitsland), en Gascogne (Saint-Paul-lès-Dax, Frankrijk) (vertegenwoordigers: F. Puel en E. Durand, advocaten)

Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie

Conclusies

de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie vaststellen omdat de procedure voor het Gerecht niet voldeed aan het vereiste om een redelijke procestermijn in acht te nemen;

bijgevolg,

de Europese Unie veroordelen tot betaling van een gepaste en integrale vergoeding van de materiële en immateriële schade die verzoeksters hebben geleden ten gevolge van het onrechtmatige gedrag van de Unie, overeenstemmend met de volgende bedragen, vermeerderd met de compensatoire en moratoire interesten tegen de rentevoet die de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toepast, vermeerderd met twee procentpunt, vanaf de dag waarop het verzoekschrift is neergelegd:

1 1 93  467 EUR uit hoofde van het verlies dat is geleden ten gevolge van de betaling van bijkomende wettelijke interesten op de nominale waarde van de sanctie na afloop van de redelijke termijn;

1 87  571 EUR uit hoofde van het verlies dat is geleden ten gevolge van extra betalingen van de bankgarantie na afloop van de redelijke termijn;

2 0 00  000 EUR uit hoofde van de winst die zij door de onzekerheid hebben gederfd en/of het verlies dat zij daardoor hebben geleden, en

5 00  000 EUR uit hoofde van immateriële schade;

subsidiair, indien wordt geoordeeld dat het bedrag van de geleden schade opnieuw moet worden beoordeeld, een deskundigenonderzoek bevelen overeenkomstig de artikelen 65, sub d, 66, lid l, en 70 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht;

de Europese Unie in ieder geval verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters één middel aan, namelijk dat artikel 47, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is geschonden omdat de procedure voor het Gerecht buitensporig lang heeft geduurd en hun grondrecht op berechting van hun zaak binnen een redelijke termijn dus geschonden is.