BESCHIKKING VAN HET HOF (Derde kamer)

6 oktober 2015 ( * )

„Rectificatie van een arrest”

In zaak C‑85/14 REC,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) bij beslissing van 12 februari 2014, ingekomen bij het Hof op 18 februari 2014, in de procedure

KPN BV

tegen

Autoriteit Consument en Markt (ACM),

geeft

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: M. Ilešič, kamerpresident, A. Ó Caoimh, C. Toader, E. Jarašiūnas (rapporteur) en C. G. Fernlund, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: A. Calot Escobar,

de advocaat-generaal gehoord,

de navolgende

Beschikking

1

Op 17 september 2015 heeft het Hof (Derde kamer) het arrest KPN (C‑85/14, EU:C:2015:610) gewezen.

2

Dat arrest bevat een evidente onnauwkeurigheid bij de vermelding van de partijen in het hoofdgeding die krachtens artikel 103, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie ambtshalve moet worden gerectificeerd.

 

Het Hof (Derde kamer) beschikt:

 

1)

In het inleidende deel van het arrest KPN (C‑85/14, EU:C:2015:610) moet het volgende worden geschrapt:

„in tegenwoordigheid van:

UPC Nederland BV,

UPC Nederland Business BV,

Tele2 Nederland BV,

BT Nederland NV,”.

 

2)

De minuut van de onderhavige beschikking wordt aan de minuut van het gerectificeerde arrest gehecht. In margine van de minuut van dat arrest wordt van de rectificatiebeschikking aantekening gedaan.

Luxemburg, 6 oktober 2015.

 

De griffier

A. Calot Escobar

De president van de Derde kamer

M. Ilešič


( * )   Procestaal: Nederlands.