9.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 46/28


Beroep ingesteld op 4 december 2014 — Europese Commissie/Portugese Republiek

(Zaak C-557/14)

(2015/C 046/35)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Braga da Cruz en E. Manhaeve, gemachtigden)

Verwerende partij: Portugese Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Portugese Republiek de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU, op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door niet alle nodige maatregelen te nemen ter uitvoering van het arrest van het Hof van 7 mei 2009 in zaak C-530/07 (1), Commissie/Portugal;

de Portugese Republiek veroordelen tot betaling van een dwangsom van 20  196 EUR per dag vertraging bij de uitvoering van bovengenoemd arrest in zaak C-530/07, te rekenen vanaf de datum waarop het arrest in de onderhavige zaak zal worden gewezen tot de datum waarop het arrest in zaak C-530/07 zal zijn uitgevoerd;

de Portugese Republiek veroordelen tot betaling van een forfaitaire som van 2  244 EUR per dag, te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het arrest in zaak C-530/07 tot de datum waarop het arrest in de onderhavige zaak zal worden gewezen, of tot de datum waarop het arrest in zaak C-530/07 zal zijn uitgevoerd, indien die datum eerder zou vallen;

de Portugese Republiek verwijzen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

I)

Vaststelling van de sanctie: De sanctie moet worden vastgesteld op basis van drie criteria:

1 —

Zwaarte van de inbreuk: De Commissie stelt een coëfficiënt voor de ernst van de inbreuk van 3 voor op een schaal van 1 tot 20. Volgens de mededeling van de Commissie over de toepassing van artikel 228 van het EG-Verdrag („mededeling van 2005”) houdt de Commissie bij de berekening van deze coëfficiënt rekening met de volgende factoren.

a)

Het belang van de Unieregels die zijn geschonden: Uit de artikelen 1, 2, 3, lid 1, en 4 van richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (2) („richtlijn 91/271/EEG”) en bijlage I bij deze richtlijn blijkt dat het lozen van onbehandeld stedelijk afvalwater in ontvangende wateren verontreiniging veroorzaakt die de kwaliteit van deze wateren en van de daarmee verbonden ecosystemen aanzienlijk aantast. De opvang en de behandeling van al het stedelijk afvalwater voor agglomeraties met meer dan 15  000 inwonerequivalenten is van cruciaal belang voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de ontvangende wateren, de aquatische ecosystemen en de landecosystemen die rechtstreeks van deze wateren afhangen, en ter verzekering van de volledige en correcte toepassing van de andere richtlijnen van de Unie.

b)

De gevolgen van deze inbreuk voor het algemeen belang en voor bijzondere belangen:

De bescherming van het milieu en van de menselijke gezondheid vormt een algemeen belang. De onvolledige uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-530/07 („arrest”) brengt een groot risico van milieuverontreiniging mee en heeft gevolgen voor de gezondheid van de mens.

De onvolledige uitvoering van het arrest kan ook afbreuk doen aan de uitvoering van andere richtlijnen van de Europese Unie en heeft een directe weerslag op de mogelijkheid voor de burgers om te genieten van zuiver water waarin recreatie mogelijk is, wat negatieve gevolgen kan hebben voor de toeristische sector en de daarmee verbonden economische activiteit.

c)

Andere verzwarende en verzachtende omstandigheden:

Verzwarende omstandigheden:

i)

Het aantal agglomeraties met meer dan 15  000 inwonerequivalenten dat niet voldoet aan artikel 4 van richtlijn 91/271/EEG is sinds de dag van uitspraak van het op grond van artikel 258 VWEU gewezen arrest gedaald van 15 naar 2.

ii)

Wat de agglomeratie van Vila Real de Santo António betreft, is het nieuwe waterzuiveringsstation operationeel sinds 2009; slechts drie zones van die agglomeratie zijn nog niet op dat station aangesloten. Wat de agglomeratie van Matosinhos betreft, vindt een primaire behandeling van het afvalwater plaats in het huidige zuiveringsstation. Dit water wordt vervolgens via een lozingspijp in de zee geloosd op een afstand van meer dan 2 kilometer van de kust.

Volgens de Portugese autoriteiten wordt de goede kwaliteit van het zwemwater hierdoor niet aangetast.

Verzachtende omstandigheden:

i)

Vóór 2018 zal niet kon worden aangetoond dat het arrest van het Hof volledig is uitgevoerd, terwijl de verplichting tot opvang en behandeling van het afvalwater die in casu aan de orde is, uiterlijk 31 december 2000 volledig moest zijn nagekomen.

ii)

De betrokken bepalingen van richtlijn 91/271/EEG die de Portugese Republiek niet heeft nageleefd, leggen duidelijke verplichtingen op.

iii)

De opeenvolgende planningen die de Portugese autoriteiten aan de Commissie hebben voorgesteld, werden volgens de Commissie totaal niet in acht genomen.

iv)

Het grote aantal inbreukprocedures tegen Portugal en de arresten die het Hof reeds heeft gewezen op het specifieke gebied van de behandeling van stedelijk afvalwater wijst erop dat Portugal zich herhaaldelijk onrechtmatig heeft gedragen, dit in een sector waar de gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu bijzonder zwaar zijn.

2 —

Duur van de inbreuk: Gelet op de tijd die reeds is verstreken sinds de datum van uitspraak van het arrest, stelt de Commissie voor om de hoogste coëfficiënt voor de duur van de inbreuk toe te passen, namelijk 3.

3 —

Noodzaak om de afschrikkende werking van de sanctie te verzekeren: Zoals blijkt uit de mededeling van 2005, wordt de afschrikkende werking verzekerd door de toepassing van een factor „n”, die gelijk is aan een gemiddelde dat gebaseerd is op het bruto binnenlands product van de betrokken lidstaat, enerzijds, en op de gewogen stemmen binnen de Raad, anderzijds. De factor „n” die thans op Portugal van toepassing is, bedraagt 3,40.

II —    Berekening van het sanctiebedrag:

a)

Dwangsom per dag vertraging

De dwangsom wordt overeenkomstig de mededeling van 2005 berekend volgens de volgende formule:

Forfaitair basisbedrag x coëfficiënt voor ernst x coëfficiënt voor duur x factor „n”, wat in casu neerkomt op 660 x 3 x 3 x 3,40 = 20  196 EUR per dag.

Om de progressieve verlaging van de dwangsom per dag vertraging te verzekeren, stelt de Commissie voor om het bedrag van de dwangsom per dag vertraging (20  196 EUR) te delen door het aantal inwonersequivalenten waarvoor nog niet aan het arrest van het Hof is voldaan. Volgens de meest recente gegevens bedraagt het aantal inwonersequivalenten waarvoor nog niet aan richtlijn 91/271/EEG is voldaan, 3 21  950. De Commissie stelt dan ook voor om het forfaitaire basisbedrag (20  196 EUR per dag) te delen door 3 21  950.

Het quotiënt van deze deling (20  196: 3 21  950), namelijk 0,06 EUR per dag, zal worden afgetrokken van het forfaitaire basisbedrag naar rato van elk inwonersequivalent waarvoor de situatie wordt geregulariseerd.

b)

Forfaitaire som

De methode voor de berekening van het dagelijkse bedrag van de forfaitaire som lijkt erg op die voor de berekening van het dagelijkse bedrag van de dwangsom: het forfaitaire basisbedrag wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt voor de ernst van de inbreuk en het resultaat wordt vermenigvuldigd met een vaste factor per land (factor „n”), die gebaseerd is op het vermogen van de betrokken lidstaat om te betalen en op het aantal stemmen waarover deze lidstaat in de Raad beschikt.

Voor de forfaitaire som gaat de Commissie echter uit van een lager basisbedrag dan voor de dwangsom, gelet op het feit dat het gedrag van de lidstaat die een inbreuk pleegt, laakbaarder wordt wanneer een arrest wordt gewezen op grond van artikel 260 VWEU, voor zover de inbreuk voortduurt ondanks twee opeenvolgende arresten van het Hof. Het forfaitaire basisbedrag ter berekening van de forfaitaire som is thans vastgesteld op 220 EUR per dag, en de Commissie stelt in casu niet voor om een coëfficiënt voor de duur toe te passen.

Gelet op het forfaitaire basisbedrag, de coëfficiënt voor ernst en de factor „n” bedraagt de forfaitaire som per dag 220 x 3 x 3,40 = 2  244 EUR.

c)

Onderzoek van de minimale forfaitaire som:

Gelet op de voor de betrokken lidstaat voorgestelde minimale forfaitaire som moet worden onderzocht of aan het Hof een bedrag per dag of een forfaitair bedrag moet worden voorgesteld. Daartoe moet de totale gecumuleerde waarde van de dagelijkse bedragen van de forfaitaire som, berekend tot op de dag van het besluit van de Commissie (om een beroep in te stellen op grond van artikel 260 VWEU), worden vergeleken met de voor de betrokken lidstaat vastgestelde minimale forfaitaire som.

Het aantal dagen dat is verstreken tussen de datum van uitspraak van het arrest (7 mei 2009) en de datum van het besluit van de Commissie om een beroep in te stellen op grond van artikel 260 VWEU (16 oktober 2014) bedraagt 1987. Op de datum van het besluit van de Commissie bedroeg de totale gecumuleerde waarde van de dagelijkse bedragen van de forfaitaire som dus 2  244 EUR x 1987 = 4 4 58  828 EUR.

De minimale forfaitaire som die voor Portugal is vastgesteld, bedraagt thans 1 8 75  000 EUR.

Aangezien de totale gecumuleerde waarde van de dagelijkse bedragen van de forfaitaire som op 16 oktober 2014 groter was dan de minimale forfaitaire som die voor Portugal is vastgesteld, stelt de Commissie voor om Portugal te veroordelen tot betaling van het dagelijkse bedrag van de forfaitaire som, dat wil zeggen 2  244 EUR per dag, te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het arrest tot de datum van uitspraak van het op grond van artikel 260 VWEU te wijzen arrest of tot de datum waarop Portugal aan het eerste arrest zal hebben voldaan, indien die datum eerder zou vallen.


(1)  EU:C:2009:292.

(2)  PB L 135, blz. 40.