8.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 303/30 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vrhovno sodišče Republike Slovenije (Slovenië) op 8 juli 2014 — Petar Kezić s.p. Trgovina Prizma/Republiek Slovenië — Ministerie van Financiën
(Zaak C-331/14)
2014/C 303/38
Procestaal: Sloveens
Verwijzende rechter
Vrhovno sodišče Republike Slovenije
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Petar Kezić s.p. Trgovina Prizma
Verwerende partij: Republiek Slovenië — Ministerie van Financiën
Prejudiciële vraag
Moeten de artikelen 2, punt 1, en 4, lid 1, van de Zesde richtlijn (1) aldus worden uitgelegd dat in omstandigheden als die van het hoofdgeding — waarin een persoon stukken grond koopt als natuurlijk persoon, zonder dat hem daarbij btw in rekening wordt gebracht, nadien op die stukken grond een winkelcentrum bouwt als zelfstandig ondernemer, overeenkomstig het nationale boekhoudrecht slechts bepaalde van de stukken grond waarop dat winkelcentrum wordt gebouwd, als vaste activa van zijn onderneming boekt, en ten slotte dat centrum samen met alle stukken grond verkoopt aan de bouwheer — ervan moet worden uitgegaan dat die persoon reeds wegens het feit dat hij bepaalde stukken grond niet als vaste activa van zijn onderneming boekt, die stukken grond niet onder het btw-stelsel laat vallen en dus niet kan worden aangemerkt als een belastingplichtige die bij de verkoop daarvan btw in rekening moet brengen, welke hij vervolgens zelf moet afdragen?
(1) Zesde richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (77/388/EEG) (PB L 145, blz. 1).