21.7.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 235/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State van België (België) op 10 april 2014 — Joris Van Hauthem, Ann Frans tegen Vlaamse Gemeenschap

(Zaak C-176/14)

2014/C 235/05

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State van België

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers: Joris Van Hauthem, Ann Frans

Verweerster: Vlaamse Gemeenschap

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 10 van bijlage I bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, „over het vrije verkeer van personen” met de bijlagen I, II en III, met de Protocollen en met de Slotakte, ondertekend in Luxemburg op 21 juni 1999 (1), aldus worden uitgelegd dat het de uitsluiting van dezelfde betrekkingen beoogt als artikel 45, lid 4, VWEU en artikel 28, lid 4, EER-overeenkomst?

2)

Moet artikel 14 van richtlijn 2003/109/EG (2) van de Raad „betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen” zo worden geïnterpreteerd dat in afwezigheid van een specifieke uitsluiting van de uitoefening van een economische activiteit op basis van het derde lid van artikel 14, een langdurig ingezetene van een andere lidstaat onbeperkt toegang krijgt tot de Belgische arbeidsmarkt, inclusief tot betrekkingen die op basis van artikel 11, lid 1, (a), of artikel 11, lid 3, (a), van richtlijn 2003/109/EG aan langdurig ingezetenen van België kunnen worden ontzegd of tot die betrekkingen waarvan ook EER onderdanen kunnen worden uitgesloten op grond van artikel 45, lid 4, VWEU of artikel 28, lid 4, EER-overeenkomst?

3)

Moeten artikel 6 en artikel 7 van besluit nr. 1/80 (3) van 19 september 1980„betreffende de ontwikkeling van de associatie, vastgesteld door de Associatieraad die is ingesteld bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand is gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, welke op 12 september 1963 te Ankara is ondertekend door de Republiek Turkije enerzijds en de lidstaten van de EEG en de Gemeenschap anderzijds, en die namens de Gemeenschap is gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van de Raad van 23 december 1963” zo worden uitgelegd dat de termen „iedere arbeid in loondienst naar zijn keuze”, „iedere arbeid in loondienst te hunner keuze” en „ieder arbeidsaanbod” ook alle betrekkingen in overheidsdienst omvatten, of gelden voor de toepassing van deze bepalingen bij analogie de beperkingen bedoeld in artikel 45, lid 4, VWEU en artikel 28, lid 4, EER-overeenkomst of de beperkingen bedoeld in artikel 11 van richtlijn 2003/109/EG?

4)

Moet artikel 7 van besluit nr. 1/80 zo worden uitgelegd dat ook de gezinsleden van een Turkse werknemer die aan alle voorwaarden van die bepaling voldoen, ongeacht hun nationaliteit, toegang hebben tot alle betrekkingen in overheidsdienst, of gelden voor hen bij analogie de beperkingen bedoeld in artikel 45, lid 4, VWEU en artikel 28, lid 4, EER-overeenkomst of de beperkingen van artikel 11 van richtlijn 2003/109/EG?

5)

Kan de nationale rechter in een jurisdictioneel beroep ingesteld door een burger tegen een maatregel met algemene strekking die Turkse werknemers en hun gezinsleden in overeenstemming met besluit nr. 1/80, maar in weerwil van hogere nationale bepalingen, toegang verleent tot bepaalde betrekkingen in overheidsdienst een beroep doen op dat besluit, nu dat besluit niet officieel werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie?

6)

Maakt het voor het antwoord op de vorige vraag een verschil als de verzoeker zich daarbij beroept op zijn functioneel belang als lid van het Vlaams Parlement, zodat hij niet met een gewone rechtsonderhorige kan worden gelijkgesteld?


(1)  PB 2002, L 114, blz. 6.

(2)  Richtlijn van 25 november 2003 (PB 2004, L 16, blz. 44).

(3)  Besluit van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie, genomen door de bij die associatieovereenkomst in het leven geroepen Associatieraad.