10.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 175/25 |
Beroep ingesteld op 21 maart 2014 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie
(Zaak C-133/14)
2014/C 175/31
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: R. Lyal, W. Mölls en D. Martin, gemachtigden)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
— |
richtlijn 2013/64/EU van de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van richtlijnen van de Raad 91/271/EEG en 1999/74/EG, en richtlijnen 2000/60/EG, 2006/7/EG, 2006/25/EG en 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad als gevolg van de wijziging in de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (1) nietig verklaren; |
— |
de gevolgen van richtlijn 2013/64/EU handhaven totdat een op de juiste rechtsgrondslag gebaseerde nieuwe richtlijn in werking treedt; |
— |
de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
De Commissie verzoekt om nietigverklaring van richtlijn 2013/64/EU, die door de Raad is vastgesteld op grond van artikel 349 VWEU.
De Commissie verwijt de Raad dat hij deze richtlijn heeft vastgesteld terwijl zij had voorgesteld om deze handeling te baseren op een sectorale rechtsgrondslag, te weten de artikelen 43, lid 2, 114, 153, lid 2, 168 en 192, lid 1, VWEU.
Gelet op de doelstelling en het oogmerk van de litigieuze richtlijn, vormt artikel 349 VWEU niet de gepaste rechtsgrondslag daarvoor. Dit artikel is slechts van toepassing wanneer wordt afgeweken van het in artikel 355, lid 1, VWEU neergelegde beginsel van de toepassing van primair recht op ultraperifere gebieden. De betrokken richtlijn wijkt niet af van de Verdragen, maar past alleen het afgeleide recht aan om rekening te houden met de wijziging in de status van Mayotte. Deze uitlegging wordt niet alleen bevestigd door de inhoud van artikel 349 VWEU, maar ook door het rechtsgrondslagstelsel van het Verdrag en de historische oorsprong van dit artikel.