5.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 135/28 |
Beroep ingesteld op 12 maart 2014 — Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland/Europees Parlement, Raad van de Europese Unie
(Zaak C-121/14)
2014/C 135/33
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: M. Holt, gemachtigde, D. J. Rhee, Barrister)
Verwerende partijen: Europees Parlement, Raad van de Europese Unie
Conclusies
— |
artikel 29 van en bijlage II bij verordening (EU) nr. 1316/2013 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 nietig verklaren, voor zover zij de voormalige corridor 2 in de originele bijlage bij verordening (EU) nr. 913/2010 (thans aangeduid als de corridor Noordzee — Middellandse Zee) uitbreiden tot voorbij Londen; en |
— |
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
De delen van het bestreden besluit waarvan de nietigverklaring wordt gevorderd, hebben tot gevolg dat verordening (EU) nr. 913/2010 (2) van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer wordt gewijzigd, waardoor de „eerste reeks goederencorridors” in de bijlage bij die verordening wordt vervangen door een herziene „eerste reeks goederencorridors” als bedoeld in bijlage II bij het bestreden besluit.
Deze wijziging heeft onder meer tot gevolg dat het Verenigd Koninkrijk dient mee te werken aan de totstandkoming van de goederencorridor „Noordzee — Middellandse Zee”, met de verplichting om vóór 10 november 2016 routes tot stand te brengen tussen de andere op de corridor gelegen lidstaten en Londen en tegen 20 november 2018 van Londen naar Glasgow, Edinburgh, Southampton en Felixstowe. Het Verenigd Koninkrijk heeft deze uitbreiding van de relevante oorspronkelijke corridor als bedoeld in verordening (EU) 913/2010 niet goedgekeurd.
Derhalve verzoekt het Verenigd Koninkrijk om bovengenoemde nietigverklaring om de volgende redenen:
a) |
de bij artikel 29 van het bestreden besluit teweeggebrachte uitbreidingen aan de „eerste reeks goederencorridors” zijn gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 170 VWEU in verband met het trans-Europese transportbeleid. Bijgevolg, en omdat de artikelen 170 VWEU tot en met 172 VWEU een lex specialis vormen voor dergelijke maatregelen, kunnen zij slechts worden vastgesteld op basis van en in overeenstemming met deze bepalingen; |
b) |
de bij artikel 29 van het bestreden besluit teweeggebrachte uitbreidingen aan de „eerste reeks goederencorridors” (a) zijn projecten van gemeenschappelijk belang (in de zin van artikel 171, lid 1, VWEU) en (b) betreffen het grondgebied van elke lidstaat die aan hun totstandkoming moet meewerken. Derhalve zijn de uitbreidingen, voor zover deze het Verenigd Koninkrijk betreffen, vastgesteld in strijd met de verplichting van artikel 172, lid 2, VWEU om de goedkeuring van de betrokken lidstaat te verkrijgen. |
c) |
het deel van bijlage II bij het bestreden besluit op grond waarvan het Verenigd Koninkrijk (i) hoe dan ook dient mee te werken aan de totstandkoming van de corridor Noordzee — Middellandse Zee op zijn grondgebied of (ii) deze corridor dient uit te breiden tot voorbij Londen (namelijk tot Glasgow, Edinburgh, Felixstowe en Southampton), kan worden gescheiden van de rest van bijlage II. Afgezien daarvan zijn bijlage II bij (en artikel 29 van) het bestreden besluit onderscheiden en afscheidbaar van de rest van de verordening. |