|
7.4.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 102/24 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Ordinario di Aosta (Italië) op 10 februari 2014 — Equitalia Nord SpA/CLR di Camelliti Serafino & C. Snc
(Zaak C-68/14)
2014/C 102/33
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Tribunale Ordinario di Aosta
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster in bezwaar: Equitalia Nord SpA
Verweerster in bezwaar: CLR di Camelliti Serafino & C. Snc
Prejudiciële vragen
|
1) |
Is de geldende Italiaanse regelgeving als vervat in artikel 3, leden 1 en 4, van decreto-legge nr. 95 van 6 juli 2012, zoals gedeeltelijk gewijzigd bij omzettingswet nr. 135 van 7 augustus 2012, in strijd met artikel 106, leden 1 en 2, VWEU, doordat op grond daarvan aan instellingen die hun activiteit onder mededingingsvoorwaarden verrichten een ongerechtvaardigd en discriminatoir voordeel kan worden verleend in vergelijking met andere marktdeelnemers die dezelfde activiteit uitoefenen maar voor die regelgeving niet in aanmerking komen, voor zover [lid 1 van] dat artikel 3 bepaalt dat ‚gelet op de uitzonderlijke economische situatie en rekening houdend met de prioritair te verwezenlijken doelstelling, de overheidsuitgaven te beperken, de huur die verschuldigd is door de overheidsdiensten waarvan de resultaten worden opgenomen in de geconsolideerde winst- en verliesrekening van de overheid, zoals die diensten overeenkomstig artikel 1, lid 3, van legge nr. 196 van 31 december 2009 door het Istituto nazionale di statistica zijn vastgesteld, en door de onafhankelijke autoriteiten, waaronder de Commissione nazionale per le società e la borsa (Consob), voor het gebruik van onroerend goed voor institutionele doeleinden, vanaf de inwerkingtreding van de onderhavige maatregel voor de jaren 2012, 2013 en 2014 niet wordt aangepast overeenkomstig de ISTAT-index, anders dan de huidige regelgeving bepaalt’, en lid 4 van datzelfde artikel dat ‚met het oog op de beperking van de overheidsuitgaven de huur die verschuldigd is door de centrale overheidsdiensten, zoals die overeenkomstig artikel 1, lid 3, van legge nr. 196 van 31 december 2009 door het [ISTAT] zijn vastgesteld, en door de onafhankelijke autoriteiten, waaronder de Commissione nazionale per le società e la borsa (Consob), in het kader van overeenkomsten voor de huur van onroerend goed voor institutionele doeleinden, vanaf 1 januari 2015 wordt verlaagd met 15 % ten opzichte van de huur die thans wordt betaald’ en ‚vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet tot omzetting van het onderhavige decreet de in de vorige zin bedoelde verlaging in elk geval ook geldt voor huurovereenkomsten die na die datum aflopen of worden verlengd’? |
|
2) |
Kan die regelgeving voorts worden aangemerkt als een steunmaatregel van de Staat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, voor zover op grond daarvan aan instellingen die hun activiteit onder mededingingsvoorwaarden verrichten een ongerechtvaardigd en discriminatoir voordeel kan worden verleend in vergelijking met andere marktdeelnemers die dezelfde activiteit uitoefenen maar voor die regelgeving niet in aanmerking komen? |