22.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 85/18


Beroep ingesteld op 24 januari 2014 — Europese Commissie/Republiek Polen

(Zaak C-36/14)

2014/C 85/33

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: K. Herrmann en M. Patakia, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Polen een onevenredige en met artikel 3, lid 2, van richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG (1) strijdige maatregel toepast en daarbij de verplichtingen niet nakomt die op haar rusten krachtens artikel 3, leden 1 en 2, van deze richtlijn, (i) door een niet in de tijd beperkt ingrijpen van de overheid in de vorm van een verplichting voor de energiebedrijven om door de voorzitter van de regelgevende instantie voor energie goedgekeurde prijzen voor aardgasleveringen toe te passen, waarbij het nationale recht de nationale administratieve instanties niet verplicht om regelmatig een onderzoek te verrichten naar de noodzaak en de wijze van toepassing ervan in de gassector met inaanmerkingneming van de ontwikkeling van die sector en (ii) door de toepassing ervan op een onbegrensde groep van begunstigden zonder een onderscheid te maken tussen de afnemers en zonder een onderscheid te maken tussen entiteiten door afzonderlijke categorieën vast te stellen;

de Republiek Polen verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De in artikel 47 van de energiewet vastgestelde verplichting, op straffe van een geldboete, om de prijzen voor de levering van aardgas te doen goedkeuren door de voorzitter van de regelgevende instantie voor energie vormt, voor zover deze van toepassing is op alle energiebedrijven met betrekking tot leveringen aan andere afnemers dan huishoudelijke afnemers, een ingrijpen van de overheid in de vorm van gereguleerde prijzen dat niet in overeenstemming is met de vereisten van het evenredigheidsbeginsel en artikel 3, leden 1 en 2, van richtlijn 2009/73/EG schendt.

Het litigieuze ingrijpen van de overheid voldoet immers niet aan de door het Hof van Justitie in het arrest Federutility (C-265/08) vastgestelde criteria, daar het geldende nationale recht (energiewet van 10 april 1997) voorziet in een verplichte toepassing van gereguleerde prijzen op een wijze die verdergaat dan wat noodzakelijk is ter verwezenlijking van het algemeen economisch belang (bescherming tegen buitensporige gasprijzen). In het bijzonder is de verplichting om te verzoeken om goedkeuring van de prijzen voor aardgasleveringen niet in de tijd beperkt en is deze niet onderworpen aan enige controle van de op de gasmarkt heersende situatie die een dergelijk ingrijpen rechtvaardigt. Bovendien wordt deze op dezelfde wijze toegepast op alle energiebedrijven die niet uitdrukkelijk daarvan zijn vrijgesteld door de voorzitter van de regelgevende instantie voor energie, los van hun positie op de gasmarkt en zonder dat een onderscheid wordt gemaakt volgens de categorie van afnemers van de leveringen: industriële eindafnemers, grootafnemers en huishoudelijke afnemers worden op dezelfde wijze behandeld.


(1)  PB L 211, blz. 94.