28.4.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 129/8 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 9 januari 2014 — Wucher Helicopter GmbH, Euro-Aviation Versicherungs AG/Fridolin Santer
(Zaak C-6/14)
2014/C 129/10
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberster Gerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Wucher Helicopter GmbH, Euro-Aviation Versicherungs AG
Verwerende partij: Fridolin Santer
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 3, sub g, van verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen (1) aldus worden uitgelegd dat de inzittende van een helikopter die gehouden wordt door een luchtvervoerder van de Gemeenschap
|
2) |
Indien vraag la bevestigend wordt beantwoord: Moet artikel 17, lid 1, van het Verdrag van Montreal tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999 (2) aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „passagier” [in de zin van dit verdrag] in ieder geval ook een „passagier” in de zin van artikel 3, sub g, van verordening (EG) nr. 785/2004 valt? |
3) |
Indien vraag 2 ontkennend wordt beantwoord: Moet artikel 17, lid 1, van het Verdrag van Montreal aldus worden uitgelegd dat de inzittende van een helikopter die gehouden wordt door een luchtvervoerder van de Gemeenschap, onder de in vraag 1 genoemde voorwaarden een „passagier” [in de zin van dit verdrag] is? |