ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

10 maart 2016 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Douane-unie en gemeenschappelijk douanetarief — Tariefindeling — Gecombineerde nomenclatuur — Interpretatie — Algemene regels — Regel 3 b) — Begrip ‚goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ — Afzonderlijke verpakkingen”

In zaak C‑499/14,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Hof van Cassatie (België) bij beslissing van 4 november 2014, ingekomen bij het Hof op 10 november 2014, in de procedure

VAD BVBA,

Johannes Josephus Maria van Aert

tegen

Belgische Staat,

wijst HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Tizzano, vicepresident van het Hof, waarnemend voor de president van de Eerste kamer, F. Biltgen, E. Levits, M. Berger en S. Rodin (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,

griffier: A. Calot Escobar,

gelet op de opmerkingen van:

VAD BVBA, vertegenwoordigd door J. Gevers, advocaat,

de Belgische regering, vertegenwoordigd door S. Vanrie en M. Jacobs als gemachtigden,

de Spaanse regering, vertegenwoordigd door A. Gavela Llopis als gemachtigde,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Caeiros en W. Roels als gemachtigden,

gezien de stukken,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van regel 3 b) van de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), in de versie van verordening (EG) nr. 1214/2007 van de Commissie van 20 september 2007 (PB L 286, blz. 1; hierna: „GN”).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds VAD BVBA (hierna: „VAD”) en haar bedrijfsleider, J. van Aert, en anderzijds de Belgische Staat, betreffende de tariefindeling van gecombineerde video- en audiosystemen en luidsprekers.

Toepasselijke bepalingen

GN

3

De GN, die is ingesteld bij verordening nr. 2658/87, is gebaseerd op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (WCO), en is ingevoerd bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS-verdrag”), dat samen met het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1).

4

Krachtens artikel 12, lid 1, van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 254/2000 van de Raad van 31 januari 2000 (PB L 28, blz. 16), stelt de Europese Commissie jaarlijks bij verordening een volledige versie van de GN vast, met het daarbij behorende tarief van de douanerechten, zoals die uit de door de Raad of de Commissie vastgestelde bepalingen voortvloeit. Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar.

5

Op de feiten van het hoofdgeding is de uit verordening nr. 1214/2007 voortvloeiende versie van de GN van toepassing.

6

In de GN zijn de posten en de uit zes cijfers bestaande postonderverdelingen van het GS overgenomen. Alleen de postonderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN.

7

Het eerste deel van de GN bevat een aantal inleidende bepalingen. Titel I van dit deel, waarin de algemene bepalingen zijn neergelegd, bevat een afdeling A, „Algemene regels voor de interpretatie van de [GN]” (hierna: „algemene regels”), die als volgt luidt:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[...]

3.

Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a)

de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

b)

mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

c)

in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

[...]”

8

Het tweede deel van de GN, waarin de tabel van de douanerechten is opgenomen, bevat een afdeling XVI, met als opschrift „Machines, toestellen en elektrotechnisch materieel, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen”.

9

Afdeling XVI van de GN bevat het hoofdstuk 85, „Elektrische machines, apparaten, uitrustingsstukken, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen”.

10

De tekst van GN-post 8518 luidt als volgt:

„8518Microfoons en statieven daarvoor; luidsprekers, ook indien gemonteerd in een klankkast; hoofdtelefoons en oortelefoons, ook indien gecombineerd met een microfoon, en stellen of assortimenten bestaande uit een microfoon en een of meer luidsprekers; elektrische audiofrequentversterkers; elektrische geluidsversterkers:8518 10‐ microfoons en statieven daarvoor:8518 10 30‐ ‐ microfoons met een frequentiebereik van 300 Hz of meer doch niet meer dan 3,4 kHz, een diameter van niet meer dan 10 mm en een hoogte van niet meer dan 3 mm, van de soort gebruikt voor telecommunicatie8518 10 95

‐ ‐ andere

‐ luidsprekers, ook indien gemonteerd in een klankkast:

8518 21 00‐ ‐ kasten met één luidspreker8518 22 00‐ ‐ kasten met meer dan één luidspreker

8518 29

[...]

‐ ‐ andere:

[...]”

11

De tekst van GN-post 8521 luidt:

„8521

Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner:

8521 10

– werkend met magneetbanden:

8521 10 20

‐ ‐ met een bandbreedte van niet meer dan 1,3 cm en geschikt voor opname of weergave met een bandsnelheid van niet meer dan 50 mm/sec

8521 10 95

‐ ‐ andere

8521 90 00

– andere”

Richtsnoeren

12

In de richtsnoeren voor de indeling in de gecombineerde nomenclatuur van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein (PB 2013, C 105, blz. 1; hierna: „richtsnoeren”), die zijn opgesteld door de Commissie, is met name het volgende bepaald:

„Voor de toepassing van [regel 3 b) van de algemene regels] moet de uitdrukking ‚goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ worden opgevat als betrekking hebbend op goederen die:

a)

bestaan uit ten minste twee verschillende artikelen die op het eerste gezicht onder verschillende posten kunnen worden ingedeeld,

b)

bestaan uit producten of artikelen die samen worden aangeboden om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren, en

c)

zodanig zijn opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht (bv. in dozen of koffers of op kartons).

[...]

Aan alle bovenstaande voorwaarden moet worden voldaan.

[...]”

13

Wat meer in het bijzonder de voorwaarde betreft dat de goederen zodanig zijn opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht, is in de richtsnoeren bepaald:

„(1)

Overeenkomstig deze toelichting en teneinde aangemerkt te worden als een ‚stel of assortiment’ moet aan alle navolgende voorwaarden worden voldaan:

a)

alle artikelen van het ‚stel of assortiment’ worden op hetzelfde moment en met dezelfde aangifte aangeboden,

b)

alle artikelen worden in dezelfde verpakking aangeboden, zoals een draagtas, een plastic zak, een doos, met een net eromheen, of (al dan niet verpakt) samengebonden met bijvoorbeeld plakband met filamenten, enz.,

c)

alle artikelen zijn zodanig opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht.

(2)

Echter, in uitzondering op punt 1 b), kunnen goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein in afzonderlijke verpakkingen worden aangeboden, indien dit gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld vanwege de samenstelling van de artikelen (bv. grootte, gewicht, chemische samenstelling) of vanwege transport- of veiligheidsredenen, op voorwaarde dat zij rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht zonder opnieuw te worden verpakt.

Deze situatie is alleen aanvaardbaar als:

a)

de goederen in ‚relatieve hoeveelheden’ worden aangeboden, bijvoorbeeld 1 eettafel (met geschikte afmetingen voor 4 personen) en 4 stoelen, in tegenstelling tot ‚niet-relatieve verhoudingen’, zoals 3 eettafels (met geschikte afmetingen voor 4 personen) en 1 stoel,

en

b)

de goederen in een vorm worden opgemaakt die duidelijk aantoont dat ze bij elkaar horen, bijvoorbeeld:

i)

de verpakkingen moeten duidelijk naar elkaar verwijzen (genummerd, met plaatjes, handelsbenaming, enz.), of

ii)

de documenten geven aan dat de goederen in kwestie in afzonderlijke verpakkingen zijn verpakt maar bij elkaar horen.”

GS

14

Krachtens artikel 3, lid 1, van het GS-verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich ertoe om haar tarief- en statistieknomenclaturen in overeenstemming te doen zijn met het GS, om alle posten en onderverdelingen ervan, zonder enige toevoeging of wijziging, alsmede de daarop betrekking hebbende codes te gebruiken, en om de volgorde van nummering van het GS in acht te nemen. Ingevolge diezelfde bepaling verbindt iedere verdragsluitende partij zich er tevens toe om de algemene regels voor de interpretatie van het GS, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen, de hoofdstukken en de onderverdelingen van het GS toe te passen en de draagwijdte daarvan niet te wijzigen.

15

De WCO, die is ingesteld bij het op 15 december 1950 te Brussel gesloten internationale verdrag houdende oprichting van een Internationale Douaneraad, keurt onder de in artikel 8 van het GS-verdrag vastgelegde voorwaarden de toelichtingen goed die worden vastgesteld door het comité voor het GS, waarvan de organisatie door artikel 6 van dat laatste verdrag wordt geregeld.

16

In de toelichting op algemene regel 3 b) voor de interpretatie van het GS, die deel uitmaakt van de door het voornoemde comité vastgestelde toelichtingen, in de versie die van toepassing is op het hoofdgeding (hierna: „toelichtingen op het GS”), is het volgende bepaald:

„[...]

VI)

Deze tweede methode van indeling heeft alleen betrekking op:

1)

mengsels;

2)

werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen;

3)

werken die zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen;

4)

goederen opgemaakt in stellen voor de verkoop in het klein. Zij wordt enkel toegepast als regel 3 a) geen oplossing biedt.

VII)

In al deze gevallen moet worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels of de werken hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald.

[...]

X)

Voor de toepassing van deze regel moet de uitdrukking ‚goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ worden opgevat betrekking te hebben op goederen die tegelijkertijd:

a)

bestaan uit ten minste twee verschillende artikelen die op het eerste gezicht onder verschillende posten kunnen worden ingedeeld. Daarom kunnen bijvoorbeeld zes fonduevorken niet worden aangemerkt als een stel of assortiment in de zin van deze regel;

b)

bestaan uit producten of artikelen die samen worden aangeboden om in een specifieke behoefte te voorzien of om een welbepaalde activiteit uit te voeren, en

c)

zodanig zijn opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht (bijvoorbeeld in dozen of koffers of op kartons).

[...]”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

17

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de onderneming VAD, waarvan Van Aert de bedrijfsleider is, op 10, 11 en 23 januari 2008 als douane-expediteur in eigen naam maar voor rekening van Zicplay SA en in opdracht van Transmar Logistics drie invoeraangiften van het type „IM4” (hierna: „IM4-aangiften”) heeft laten valideren door de bevoegde douanediensten te Antwerpen (België). Deze aangiften strekten tot het in het vrije verkeer brengen en het in verbruik stellen van gecombineerde video- en audiosystemen met de naam „micro Z 99 DVBT”, die waren samengesteld uit een apparaat dat een dvd-speler, een usb-aansluiting, een FM-tuner, een tft-lcd-scherm, een mp3-speler en een tv-tuner met elkaar combineerde (hierna: „audio-videocombinatie”), en uit afneembare luidsprekers.

18

Deze goederen waren tijdens het transport gedemonteerd en zijn in de IM4-aangiften afzonderlijk per individueel onderdeel aangegeven.

19

Aldus zijn de „micro Z 99 DVBT”-toestellen ingedeeld onder twee afzonderlijke tariefposten van de GN. De audio-videocombinatie is namelijk ingedeeld onder GN-postonderverdeling 8518 1095 90, waarvoor een douanerecht van 2,5 % gold, terwijl de afneembare luidsprekers zijn ingedeeld onder GN-postonderverdeling 8518 2200 90, waarvoor een douanerecht van 4,5 % gold.

20

De audio-videocombinaties en de luidsprekers zijn bijgevolg niet als één geheel aangegeven onder GN-postonderverdeling 8521 9000 90, waarvoor een invoerrecht van 13,9 % gold.

21

Op 21 oktober 2011 zijn VAD en Van Aert gedagvaard voor de correctionele rechtbank te Antwerpen. Zij werden ervan verdacht drie aangiften voor het in het vrije verkeer brengen of in verbruik stellen van de apparaten met de naam „micro Z 99 DVBT” in het douanegebied van de Unie, te hebben ingediend onder opgave van een verkeerde benaming en met toepassing van een verkeerde goederentariefcode.

22

In zijn vonnis van 6 juni 2012 heeft deze rechtbank geoordeeld dat de audio-videocombinaties en de luidsprekers moesten worden beschouwd als een stel of assortiment, zodat zij samen hadden moeten worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 8521 9000 90. Zij heeft VAD en Van Aert hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een geldboete en van de ontdoken invoerrechten.

23

Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld bij het hof van beroep te Antwerpen, dat dit vonnis bij arrest van 11 september 2013 heeft bevestigd.

24

Het hof van beroep heeft met name rekening gehouden met het feit dat de audio-videocombinaties en de luidsprekers samen bij de douane waren aangeboden bij dezelfde IM4-aangiften en dat deze goederen, zoals uit de documentatie erbij bleek, duidelijk bij elkaar hoorden en bedoeld waren om samen te worden verkocht.

25

Volgens de rechter in hoger beroep vormen goederen een stel of assortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein, indien is aangetoond dat zij in de kleinhandel in één verpakking te koop zullen worden aangeboden en dus bestemd zijn om als één geheel te worden aangeboden in het kader van die verkoopwijze. Hij was van oordeel dat dit in casu het geval was, wat volgens hem bleek uit een reeks feiten, namelijk het feit dat de goederen samen waren ingevoerd, vervoerd, gefactureerd en behandeld, het feit dat zij aan dezelfde persoon waren geadresseerd, de visuele voorstelling van het toestel en de omstandigheid dat precies evenveel luidsprekersets als audio-videocombinaties waren ingevoerd. De rechter in hoger beroep heeft dan ook geoordeeld dat de audio-videocombinaties en de luidsprekers op het ogenblik van de tariefindeling een stel of assortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein vormden. Het feit dat de goederen op het ogenblik van hun inklaring niet in één enkele verpakking waren aangeboden, deed volgens hem niet af aan deze vaststelling.

26

VAD en Van Aert hebben bij de verwijzende rechter cassatieberoep ingesteld tegen dit arrest.

27

De verwijzende rechter vraagt zich in deze context met name af of goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, die bij de douane terecht in afzonderlijke verpakkingen zijn aangeboden, maar waarvan duidelijk blijkt dat zij bij elkaar horen en dat zij bestemd zijn om in de kleinhandel als een geheel te worden aangeboden, moeten worden aangemerkt als „goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” in de zin van regel 3 b) van de algemene regels, ook al worden die goederen pas na de aangifte samen verpakt, met het oog op de aanbieding ervan in de kleinhandel.

28

In die omstandigheden heeft het Hof van Cassatie de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Zijn goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein die in afzonderlijke verpakkingen bij de douane worden aangeboden omdat dit gerechtvaardigd is, maar waarvan duidelijk is dat ze bij elkaar horen en ze bestemd zijn om in de kleinhandel als een geheel te worden aangeboden, te beschouwen als goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein als bedoeld door de regel 3 b) van de algemene regels [...], ook als die goederen na de aangifte en met het oog op aanbieding in de kleinhandel gezamenlijk worden verpakt?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

29

Met zijn prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of, en zo ja in hoeverre, regel 3 b) van de algemene regels [hierna: „algemene regel 3 b)”] aldus kan worden uitgelegd dat goederen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die in afzonderlijke verpakkingen ter inklaring worden aangeboden en pas daarna samen worden verpakt, niettemin kunnen worden aangemerkt als „goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” in de zin van deze regel, en bijgevolg onder een en dezelfde tariefpost kunnen vallen, wanneer – rekening houdend met andere objectieve factoren – vaststaat dat deze goederen bij elkaar horen en bestemd zijn om in de kleinhandel als één geheel te worden verkocht.

30

Om te beginnen moet in herinnering worden gebracht dat algemene regel 3 b), die in het bijzonder betrekking heeft op de indeling van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, enkel van toepassing is indien de betrokken producten ten eerste in verband kunnen worden gebracht met verschillende posten van de GN, en zij ten tweede niet kunnen worden ingedeeld aan de hand van algemene regel 3 a), dus met name wanneer de betrokken goederen niet vallen onder een post met een specifieke omschrijving, die voorrang heeft boven de posten met een meer algemene strekking (zie in die zin arresten Telefunken Fernseh und Rundfunk, 163/84, EU:C:1985:396, punten 36 en 37, en Kurcums Metal, C‑558/11, EU:C:2012:721, punt 36).

31

In casu lijken de aan de orde zijnde producten op het eerste gezicht te voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van algemene regel 3 b). Het staat evenwel aan de verwijzende rechter om in dit verband de noodzakelijke beoordelingen te verrichten en na te gaan of deze producten kunnen worden ingedeeld onder verschillende posten van de GN die geen van alle kunnen worden aangemerkt als de post met de meest specifieke omschrijving in de zin van algemene regel 3 a) (zie in die zin arresten Kurcums Metal, C‑558/11, EU:C:2012:721, punt 28, en Vario Tek, C‑178/14, EU:C:2015:152, punt 18).

32

Wat de gestelde vraag betreft, moet worden benadrukt dat met betrekking tot algemene regel 3 b) zowel in de toelichtingen op het GS als in de richtsnoeren met name is bepaald dat enkel goederen die „zodanig zijn opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht” kunnen worden beschouwd als „goederen in stellen of assortimenten” in de zin van deze regel. In casu zijn de betrokken goederen echter pas na de inklaring samen verpakt, teneinde als één geheel te worden verkocht. Volgens de verwijzende rechter zou dit ertoe kunnen leiden dat die goederen niet onder het in de voornoemde toelichtingen op het GS en de richtsnoeren gepreciseerde begrip „goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” vallen.

33

In dit verband heeft het Hof geoordeeld dat de toelichtingen van de Commissie op de GN en de toelichtingen van de WCO op het GS weliswaar belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar rechtens niet verbindend zijn (zie met name arresten Digitalnet e.a., C‑320/11, C‑330/11, C‑382/11 en C‑383/11, EU:C:2012:745, punt 33, en Data I/O, C‑297/13, EU:C:2014:331, punt 33).

34

De inhoud van deze toelichtingen moet derhalve in overeenstemming zijn met de bepalingen van de GN en mag de strekking daarvan niet wijzigen (arresten JVC France, C‑312/07, EU:C:2008:324, punt 34, en Vario Tek, C‑178/14, EU:C:2015:152, punt 22). Dit geldt a fortiori voor de richtsnoeren, aangezien de Commissie daarin preciseert welke strekking volgens haar toekomt aan het begrip „goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” in de zin van algemene regel 3 b).

35

In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat hoe dan ook noch uit de tekst van algemene regel 3 b), noch uit de toelichtingen op het GS of uit de richtsnoeren, waarin bepaalde uitzonderingen zijn neergelegd op het vereiste dat de goederen in één enkele verpakking zitten, volgt dat van „stellen of assortimenten” in de zin van deze regel in ieder geval alleen sprake kan zijn indien de betrokken goederen in dezelfde verpakking ter inklaring worden aangeboden.

36

In de tweede plaats moet worden opgemerkt dat volgens de rechtspraak van het Hof slechts sprake is van „stellen of assortimenten” in de zin van de voornoemde regel indien er in de handel een nauwe samenhang tussen de betrokken goederen bestaat, zodanig dat de goederen niet enkel samen ter inklaring worden aangeboden, maar normaal ook in de verschillende handelsfasen – en met name in de kleinhandel – samen en in dezelfde verpakking worden gepresenteerd, ter voldoening aan specifieke behoeften of ter verrichting van een welbepaalde activiteit (zie in die zin arrest Telefunken Fernseh und Rundfunk, 163/84, EU:C:1985:396, punt 35).

37

In dit verband blijkt uit het arrest Telefunken Fernseh und Rundfunk (163/84, EU:C:1985:396) weliswaar dat goederen samen ter inklaring moeten worden aangeboden om als één „stel of assortiment van goederen” te kunnen worden ingedeeld, maar uit dat arrest blijkt niet dat de goederen bij de inklaring ook in een en dezelfde verpakking moeten worden aangeboden om als een stel of assortiment te kunnen worden beschouwd. Het begrip „stel of assortiment van goederen” betreft veeleer een combinatie van goederen die, met name in de kleinhandel, normaal gezien als geheel en in dezelfde verpakking worden aangeboden, ter voldoening aan een specifieke behoefte of ter verrichting van een welbepaalde activiteit.

38

Om bepaalde goederen als bij elkaar horend en derhalve als een „stel of assortiment” in de zin van algemene regel 3 b) te kunnen beschouwen, is het dus niet noodzakelijk dat deze goederen, op het ogenblik dat zij bij de douane worden aangeboden, in een en dezelfde verpakking zitten. Dat zij op dat ogenblik in dezelfde verpakking zitten, vormt enkel een aanwijzing waaruit een dergelijke vaststelling kan worden afgeleid.

39

Iedere andere uitlegging van het begrip „stel of assortiment” zou de invoerders in feite de mogelijkheid bieden om er door middel van een relatief eenvoudige ingreep – zoals de goederen ompakken of met plakband samenvoegen – voor te zorgen dat deze goederen als één geheel of juist afzonderlijk worden ingedeeld, afhankelijk van wat voor hen het gunstigst is.

40

Uit vaste rechtspraak van het Hof volgt dat een dergelijke mogelijkheid in strijd is met het beginsel dat het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, en derhalve afdoet aan de doelstelling inzake eenvoud van de douanecontroles en rechtszekerheid, die aan de tariefindeling van de ingevoerde goederen ten grondslag moet liggen (zie in die zin met name arresten Kurcums Metal, C‑558/11, EU:C:2012:721, punt 29, en Humeau Beaupréau, C‑2/13, EU:C:2014:48, punt 45).

41

Voorts blijkt in wezen uit de rechtspraak van het Hof dat de douaneautoriteiten, wanneer zij op het ogenblik dat de betrokken goederen bij hen worden aangeboden moeten uitmaken of deze bij elkaar horen – met andere woorden of zij een „stel of assortiment” in de zin van algemene regel 3 b) vormen – zich bij hun beoordeling uiteindelijk moeten laten leiden door de wijze waarop deze goederen aan de consument zullen worden aangeboden, dat wil zeggen de vraag of zij aan de consument zullen worden gepresenteerd als een geheel (zie in die zin arrest Telefunken Fernseh und Rundfunk, 163/84, EU:C:1985:396, punt 35).

42

Tot slot moet met de Belgische regering worden geconstateerd dat de omstandigheid dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen na hun inklaring zijn omgepakt in één enkele verpakking, niet noodzakelijk impliceert dat deze goederen niet geschikt waren om zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker te worden verkocht als één geheel. Gelet op de door de verwijzende rechter verstrekte informatie lijkt het inderdaad even aannemelijk en gerechtvaardigd dat de audio-videocombinaties en de daarbij passende luidsprekers samen aan de verbruikers worden verkocht in afzonderlijke dozen, als dat zij aan hen worden verkocht in één enkele verpakking.

43

Het feit dat goederen bij de douane worden aangeboden in afzonderlijke verpakkingen en pas na hun inklaring samen worden verpakt, kan er op zich dus niet aan in de weg staan dat die goederen worden aangemerkt als „goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” in de zin van algemene regel 3 b), indien ten tijde van de inklaring uit andere objectieve factoren duidelijk blijkt dat deze goederen bij elkaar horen en bestemd zijn om als één geheel in de kleinhandel te worden verkocht.

44

Dergelijke objectieve factoren kunnen worden gevonden in omstandigheden als die welke in de verwijzingsbeslissing zijn uiteengezet, namelijk de omstandigheid dat de goederen samen zijn ingevoerd, vervoerd, gefactureerd en behandeld, de omstandigheid dat zij aan dezelfde persoon zijn geadresseerd, de visuele voorstelling van het toestel, en de omstandigheid dat precies evenveel luidsprekersets als audio-videocombinaties zijn ingevoerd. Het staat evenwel aan de nationale rechter om de relevante omstandigheden te beoordelen, teneinde uit te maken of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen kunnen worden geacht te zijn aangeboden in de vorm van stellen of assortimenten.

45

Bijgevolg moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat algemene regel 3 b) aldus moet worden uitgelegd dat goederen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die in afzonderlijke verpakkingen ter inklaring worden aangeboden en pas daarna samen worden verpakt, niettemin kunnen worden aangemerkt als „goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” in de zin van deze regel, en bijgevolg onder een en dezelfde tariefpost kunnen vallen, wanneer – rekening houdend met andere objectieve factoren – vaststaat dat deze goederen bij elkaar horen en bestemd zijn om in de kleinhandel als één geheel te worden verkocht. Het staat aan de nationale rechter om dit na te gaan.

Kosten

46

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

 

Regel 3 b) van de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie van verordening (EG) nr. 1214/2007 van de Commissie van 20 september 2007, moet aldus worden uitgelegd dat goederen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die in afzonderlijke verpakkingen ter inklaring worden aangeboden en pas daarna samen worden verpakt, niettemin kunnen worden aangemerkt als „goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” in de zin van deze regel, en bijgevolg onder een en dezelfde tariefpost kunnen vallen, wanneer – rekening houdend met andere objectieve factoren – vaststaat dat deze goederen bij elkaar horen en bestemd zijn om in de kleinhandel als één geheel te worden verkocht. Het staat aan de nationale rechter om dit na te gaan.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Nederlands.