Zaak C‑453/14

Vorarlberger Gebietskrankenkasse enAlfred Knauer

tegen

Landeshauptmann von Vorarlberg

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof)

„Prejudiciële verwijzing — Verordening (EG) nr. 883/2004 — Artikel 5 — Begrip ‚gelijkgestelde prestaties’ — Gelijkstelling van ouderdomsuitkeringen van twee lidstaten van de Europese Economische Ruimte — Nationale regeling die voor de berekening van de socialezekerheidsbijdragen rekening houdt met de in andere lidstaten ontvangen ouderdomsuitkeringen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 januari 2016

  1. Sociale zekerheid — Migrerende werknemers — Unieregeling — Materiële werkingssfeer — Verklaringen van de lidstaten betreffende ouderdomsuitkeringen — Draagwijdte

    (Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 9)

  2. Recht van de Europese Unie — Uitlegging — Methoden — Letterlijke, systematische en teleologische uitlegging

  3. Sociale zekerheid — Migrerende werknemers — Unieregeling — Materiële werkingssfeer — Ouderdomsuitkeringen — Uitkeringen ontvangen uit hoofde van een beroepsgebonden pensioenverzekering van een lidstaat en uitkeringen ontvangen uit hoofde van een wettelijke pensioenverzekering van een andere lidstaat — Gelijkgestelde prestaties

    [Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5, a)]

  1.  Wanneer ouderdomsuitkeringen zijn genoemd in een verklaring in de zin van artikel 9 van verordening nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, vallen zij onder de werkingssfeer van die verordening.

    In dat verband moeten, wanneer een beroepsgebonden pensioenverzekering in haar geheel het voorwerp is van een op grond van artikel 9 van verordening nr. 883/2004 gegeven verklaring van het Vorstendom Liechtenstein, dat voor de toepassing van deze verordening met een lidstaat moet worden gelijkgesteld, de ouderdomsuitkeringen van deze verzekering worden beschouwd als vallende onder de werkingssfeer van deze verordening.

    (cf. punten 23, 24)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 27)

  3.  Artikel 5, onder a), van verordening nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels moet aldus worden uitgelegd dat ouderdomsuitkeringen van een beroepsgebonden pensioenverzekering van een lidstaat en die van een wettelijke pensioenverzekering van een andere lidstaat, welke verzekeringen beide onder de werkingssfeer van die richtlijn vallen, gelijkgestelde prestaties in de zin van deze bepaling zijn, aangezien de twee categorieën van uitkeringen dezelfde doelstelling nastreven, namelijk aan de ontvangers ervan het behoud van een levensstandaard garanderen die in verhouding staat tot die welke zij vóór hun pensionering genoten.

    De omstandigheid dat er relatieve verschillen bestaan, met name met betrekking tot de wijze waarop de rechten op deze uitkeringen zijn verworven of de mogelijkheid voor de verzekerden om facultatieve aanvullende uitkeringen te genieten, kan dienaangaande geen andere conclusie rechtvaardigen.

    Een objectieve rechtvaardiging om de betrokken ouderdomsuitkeringen niet op dezelfde wijze te behandelen zou in voorkomend geval kunnen bestaan als er in de ene lidstaat ter dekking van de prestaties bij ziekte premies werden geheven op de ouderdomsuitkeringen van de beroepsgebonden pensioenverzekering van de andere lidstaat, terwijl dergelijke premies al in laatstgenoemde lidstaat waren geheven.

    (cf. punten 36‑38 en dictum)