Zaak C‑257/14

Corina van der Lans

tegen

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Amsterdam)

„Prejudiciële verwijzing — Luchtvervoer — Rechten van passagiers bij vertraging of annulering van vluchten — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Artikel 5, lid 3 — Instapweigering en annulering van vluchten — Langdurige vertraging van vluchten — Compensatie en bijstand van passagiers — Buitengewone omstandigheden”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Negende kamer) van 17 september 2015

  1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Kennelijk irrelevante vraag

    (Art. 267 VWEU)

  2. Recht van de Unie – Uitlegging – Meertalige teksten – Eenvormige uitlegging – Divergentie tussen de verschillende taalversies – Algemene opzet en doelstelling van de betrokken regeling als referentiebasis

    (Verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad)

  3. Vervoer – Luchtvervoer – Verordening nr. 261/2004 – Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten – Werkingssfeer – Passagiers die van een luchthaven van een derde land vertrekken met als bestemming een luchthaven van een lidstaat – Daaronder begrepen – Voorwaarde – Gelijkwaardigheid van de in dat derde land verstrekte diensten met die waarin de verordening voorziet

    (Verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad)

  4. Vervoer – Luchtvervoer – Verordening nr. 261/2004 – Compensatie en bijstand van de passagiers bij annulering van een vlucht – Vrijstelling van de verplichting tot compensatie – Voorwaarde – Buitengewone omstandigheden – Begrip – Strikte uitlegging – Technisch probleem dat inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de vervoerder – Daarvan uitgesloten

    (Verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5, lid 3)

  5. Vervoer – Luchtvervoer – Verordening nr. 261/2004 – Compensatie en bijstand van de passagiers bij annulering van een vlucht – Vrijstelling van de verplichting tot compensatie – Voorwaarde – Buitengewone omstandigheden – Begrip – Technisch probleem dat zich plotseling heeft voorgedaan, niet aan gebrekkig onderhoud is te wijten en tijdens een regulier onderhoud niet is ontdekt – Daarvan uitgesloten

    (Verordening van het Europees Parlement en de Raad, nr. 261/2004, art. 5, lid 3)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 20)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 25)

  3.  Verordening nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening nr. 295/91 beoogt, zoals duidelijk blijkt uit de overwegingen 1 en 2 ervan, een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen. Ook al vereist artikel 3, lid 1, onder b), van verordening nr. 261/2004, gelezen in samenhang met dat oogmerk, weliswaar niet dat wordt aangetoond dat de betrokken passagier daadwerkelijk bepaalde prestaties of compensatie heeft ontvangen en bijstand heeft gekregen in een derde land, de enkele omstandigheid dat er gebruik van kan worden gemaakt kan op zichzelf echter niet rechtvaardigen dat die verordening niet op die passagier van toepassing is. Het kan immers niet worden aanvaard dat een passagier de door verordening nr. 261/2004 geboden bescherming kan worden ontnomen om de enkele reden dat hij van een bepaalde compensatie in een derde land gebruik kan maken, zonder dat is vastgesteld dat die compensatie beantwoordt aan het doel van de door die verordening gewaarborgde compensatie, en dat de voorwaarden waaraan het recht op compensatie is onderworpen, en de verschillende wijzen waarop zij kan plaatsvinden, gelijkwaardig zijn aan die waarin voornoemde verordening voorziet.

    (cf. punten 26‑28)

  4.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 35‑38)

  5.  Artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening nr. 295/91 moet aldus worden uitgelegd dat een technisch probleem dat zich plotseling heeft voorgedaan, niet aan gebrekkig onderhoud is te wijten en evenmin tijdens een regulier onderhoud is ontdekt, niet onder het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van deze bepaling valt. Een storing die wordt veroorzaakt door een voortijdig defect van sommige onderdelen van het luchtvaartuig, vormt inderdaad een onverwachte gebeurtenis, maar blijft niettemin wezenlijk verbonden met het zeer complexe systeem voor de werking van het toestel, dat door de luchtvaartmaatschappij onder, met name meteorologisch, vaak moeilijke en zelfs extreme omstandigheden wordt gebruikt, waarbij het voorts zo is dat geen enkel onderdeel van een luchtvaartuig onverslijtbaar is. Bijgevolg is in het kader van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij die onverwachte gebeurtenis inherent aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij, omdat die luchtvaartmaatschappij gewoonlijk met dit soort onverwachte technische problemen wordt geconfronteerd.

    Overigens kan de betrokken luchtvaartmaatschappij daadwerkelijk invloed uitoefenen op het voorkomen van een dergelijke storing of op de benodigde reparatie, daaronder begrepen de vervanging van een onderdeel dat voortijdig defect is geraakt, aangezien de luchtvaartmaatschappij dient te zorgen voor het onderhoud en het goed functioneren van de luchtvaartuigen die zij voor haar economische activiteiten gebruikt.

    (cf. punten 41‑44, 49 en dictum)