|
3.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 104/9 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 januari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n o2 de Santander — Spanje) — Banco Primus SA/Jesús Gutiérrez García
(Zaak C-421/14) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 93/13/EEG - Consumentenovereenkomsten - Oneerlijke bedingen - Hypothecaire leningsovereenkomsten - Executie van een verhypothekeerd goed - Vervaltermijn - Bevoegdheid van de nationale rechter - Gezag van gewijsde))
(2017/C 104/16)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Juzgado de Primera Instancia n o2 de Santander
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Banco Primus SA
Verwerende partij: Jesús Gutiérrez García
Dictum
|
1) |
De artikelen 6 en 7 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een bepaling van nationaal recht als de vierde overgangsbepaling van Ley 1/2013, de medidas para reforzar la protección a los deudores hipotecarios, reestructuración de deuda y alquiler social (wet 1/2013 houdende maatregelen tot verbetering van de bescherming van hypotheekgevers, schuldsanering en sociale huur), van 14 mei 2013, volgens welke consumenten tegen wie een hypothecaire executieprocedure is ingeleid die vóór de inwerkingtreding van de wet waarin die bepaling is opgenomen, nog niet is afgerond, hun recht om tegen de gedwongen executie verzet aan te tekenen op grond van het oneerlijke karakter van contractuele bedingen dienen uit te oefenen binnen een vervaltermijn van één maand vanaf de dag na bekendmaking van die wet. |
|
2) |
Richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale regel als die welke is neergelegd in artikel 207 van Ley 1/2000, de Enjuiciamiento Civil (wet 1/2000 houdende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering), van 7 januari 2000, zoals gewijzigd bij Ley 1/2013, de medidas para reforzar la protección a los deudores hipotecarios, reestructuración de deuda y alquiler social (wet 1/2013 houdende maatregelen tot verbetering van de bescherming van hypotheekgevers, schuldsanering en sociale huur), van 14 mei 2013, vervolgens bij Real Decreto-ley 7/2013, de medidas urgentes de naturaleza tributaria, presupuestaria y de fomento de la investigación, el desarrollo y la innovación (koninklijk wetsbesluit 7/2013 betreffende spoedeisende maatregelen van fiscale en budgettaire aard en ter bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie), van 28 juni 2013, en nadien bij Real Decreto-ley 11/2014, de medidas urgentes en materia concursal (koninklijk wetsbesluit 11/2014 betreffende spoedeisende maatregelen ter zake van faillissement), van 5 september 2014, die de nationale rechter verbiedt nogmaals ambtshalve te onderzoeken of de bedingen van een overeenkomst oneerlijk zijn wanneer over de rechtmatigheid van alle in de overeenkomst vervatte bedingen in het licht van die richtlijn reeds uitspraak is gedaan bij een beslissing die gezag van gewijsde heeft. Ingeval één of meer contractuele bedingen nog niet op hun mogelijke oneerlijke karakter zijn onderzocht bij een eerdere rechterlijke toetsing van de omstreden overeenkomst, die is afgesloten met een beslissing die gezag van gewijsde heeft, moet richtlijn 93/13 daarentegen aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter die door de consument volgens de regels is aangezocht middels een procedure van bijzonder incidenteel verzet, op verzoek van de partijen of ambtshalve moet onderzoeken of die bedingen eventueel oneerlijk zijn, zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt. |
|
3) |
Artikel 3, lid 1, en artikel 4 van richtlijn 93/13 moeten aldus worden uitgelegd dat:
|
|
4) |
Richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een jurisprudentiële uitlegging van een nationale bepaling tot regeling van bedingen inzake vervroegde opeisbaarheid van leningen als artikel 693, lid 2, van wet 1/2000, zoals gewijzigd bij koninklijk wetsbesluit 7/2013, volgens welke de nationale rechter die heeft vastgesteld dat een dergelijk contractueel beding oneerlijk is, dat beding niet nietig mag verklaren en buiten toepassing mag laten wanneer de kredietverstrekker het niet concreet heeft toegepast, maar zich aan de voorschriften van die nationale bepaling heeft gehouden. |