8.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 287/5


Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 juni 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Аdministrativen sad — Pleven — Bulgarije) — „Polihim-SS” EOOD/Nachalnik na Mitnitsa Svishtov

(Zaak C-355/14) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Indirecte belastingen - Accijns - Richtlijn 2008/118/EG - Verschuldigdheid van de accijns - Artikel 7, lid 2 - Begrip „het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken van accijnsgoederen” - Heffing van belasting over energieproducten en elektriciteit - Richtlijn 2003/96/EG - Artikel 14, lid 1, onder a) - Gebruik van energieproducten voor de productie van elektriciteit - Koop en wederverkoop door een tussenkoper van energieproducten die zich in een belasting-entrepot bevinden - Rechtstreekse levering van de energieproducten aan een marktdeelnemer met het oog op de productie van elektriciteit - Vermelding van de tussenkoper als „geadresseerde” van de producten in de fiscale documenten - Schending van de naar nationaal recht geldende eisen voor vrijstelling van accijns - Weigering van vrijstelling - Bewijs van het gebruik van de producten onder de voorwaarden voor vrijstelling van accijns - Evenredigheid])

(2016/C 287/06)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Аdministrativen sad — Pleven

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:„Polihim-SS” EOOD

Verwerende partij: Nachalnik na Mitnitsa Svishtov

in tegenwoordigheid van: Okrazhna prokuratura Pleven

Dictum

1)

Artikel 7, lid 2, van richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG moet aldus worden uitgelegd dat de verkoop van een accijnsgoed dat een erkende entrepothouder in een belasting-entrepot voorhanden heeft, slechts de uitslag tot verbruik van dat goed meebrengt op het tijdstip waarop dat goed dit belasting-entrepot fysiek verlaat.

2)

Artikel 14, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, gelezen in samenhang met artikel 7 van richtlijn 2008/118, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een weigering door de nationale autoriteiten om vrijstelling van accijns te verlenen voor energieproducten die, nadat zij door een erkende entrepothouder aan een tussenkoper zijn verkocht, door deze laatste worden doorverkocht aan een eindverbruiker die voldoet aan alle eisen die in het nationale recht worden gesteld om voor vrijstelling van accijns in aanmerking te komen, en aan wie die goederen door die erkende entrepothouder rechtstreeks uit zijn belasting-entrepot zijn geleverd, op de enkele grond dat de tussenkoper, die door die entrepothouder als geadresseerde van die producten was opgegeven, niet de hoedanigheid heeft van eindverbruiker die naar nationaal recht is gemachtigd om van accijns vrijgestelde energieproducten te ontvangen.


(1)  PB C 329 van 22.9.2014.