21.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 429/3


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 29 oktober 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supremo Tribunal Administrativo — Portugal) — Saudaçor — Sociedade Gestora de Recursos e Equipamentos da Saúde dos Açores SA/Fazenda Pública

(Zaak C-174/14) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 13, lid 1 - Behandeling als niet-belastingplichtige - Begrip ‚publiekrechtelijk lichaam’ - Naamloze vennootschap belast met het verrichten van diensten op het gebied van de planning en het beheer van de gezondheidsdiensten in de autonome regio Azoren - Bepaling van de modaliteiten van deze diensten, met inbegrip van de betaling hiervoor, in tussen die vennootschap en die regio gesloten programmaovereenkomsten))

(2015/C 429/04)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Supremo Tribunal Administrativo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Saudaçor — Sociedade Gestora de Recursos e Equipamentos da Saúde dos Açores SA

Verwerende partij: Fazenda Pública

Dictum

1)

Artikel 9, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moet aldus worden uitgelegd dat een activiteit zoals aan de orde in het hoofdgeding, waarbij een vennootschap ten behoeve van een regio diensten op het gebied van de planning en het beheer van de regionale gezondheidsdienst verricht overeenkomstig de tussen die vennootschap en die regio gesloten programmaovereenkomsten, een economische activiteit in de zin van die bepaling vormt.

2)

Artikel 13, lid 1, van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat een activiteit zoals aan de orde in het hoofdgeding, waarbij een vennootschap ten behoeve van een regio diensten op het gebied van de planning en het beheer van de regionale gezondheidsdienst verricht overeenkomstig de tussen die vennootschap en die regio gesloten programmaovereenkomsten, onder de in die bepaling neergelegde regel inzake behandeling als niet-belastingplichtige voor de btw valt ingeval die activiteit een economische activiteit in de zin van artikel 9, lid 1, van die richtlijn vormt, indien — het is aan de verwijzende rechterlijke instantie, dit te verifiëren — kan worden geconstateerd dat die vennootschap moet worden aangemerkt als publiekrechtelijk lichaam en dat zij die activiteit verricht als overheid, mits de verwijzende rechterlijke instantie vaststelt dat door de vrijstelling van dezelfde activiteit geen mededingingsverstoringen van enige betekenis ontstaan.

In dit verband moet bij de uitlegging van het begrip „andere publiekrechtelijke lichamen” in de zin van artikel 13, lid 1, van genoemde richtlijn niet de definitie van het begrip „publiekrechtelijke instellingen” in artikel 1, lid 9, van richtlijn 2004/18 in de beschouwing worden betrokken.


(1)  PB C 212 van 7.7.2014.