22.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 52/39


Hogere voorziening ingesteld op 16 december 2013 door de Rekenkamer van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 17 oktober 2013 in zaak F-69/11, BF/Rekenkamer

(Zaak T-663/13 P)

2014/C 52/75

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Rekenkamer van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Kennedy en J. Vermer, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: BF (Luxemburg, Luxemburg)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken in zaak F-69/11 te vernietigen;

de in eerste aanleg door de Rekenkamer ingediende vorderingen toe te wijzen, dat wil zeggen het beroep ongegrond te verklaren;

BF te verwijzen in de kosten van deze procedure en in die van het Gerecht voor ambtenarenzaken.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vier middelen aan.

1)

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting, daar het Gerecht voor ambtenarenzaken artikel 6 van besluit nr. 45-2010 van 17 juni 2010 betreffende de selectieprocedures voor hoofden van een eenheid en directeuren verkeerd heeft uitgelegd en toegepast.

2)

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van een bewijselement door het GVA toen het oordeelde dat de punten die het voorselectiecomité aan de kandidaten had toegekend informatie vormde die moest worden opgenomen in het aan het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG) toegezonden rapport van dat comité.

3)

Derde middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van de feiten, daar het GVA niet zijn verplichting is nagekomen om de feiten te onderzoeken waarop het zich baseert voor zijn vaststelling dat er sprake is van een onregelmatige procedure.

4)

Vierde middel, ontleend aan een motiveringsgebrek en een onjuiste rechtsopvatting waardoor inbreuk wordt gemaakt op de eenheid van de rechtspraak, daar het GVA heeft geoordeeld dat de onregelmatigheid ontleend aan het ontbreken van de door artikel 6, lid 1, van besluit nr. 45-2010 vereiste motivering met betrekking tot het rapport van het voorselectiecomité, leidt tot de nietigverklaring van de in eerste aanleg betwiste besluiten.