26.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 313/27


Beroep ingesteld op 29 juli 2013 — Kėdainių rajono Okainių ŽŪB e.a./Raad en Commissie

(Zaak T-386/13)

2013/C 313/52

Procestaal: Litouws

Partijen

Verzoekende partijen: Kėdainių rajono Okainių ŽŪB (district Kėdainiai, Litouwen) en 134 andere (vertegenwoordiger: I. Vėgėlė, advocaat)

Verwerende partijen: Europese Commissie, Raad van de Europese Unie

Conclusies

verzoekers’ beroep ontvankelijk verklaren;

uitvoeringsbesluit C(2012) 4391 def. van de Commissie van 2 juli 2012 tot goedkeuring van aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in Litouwen voor 2012 [kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 4391] op grond van artikel 263 VWEU nietig verklaren;

in artikel 132 van verordening nr. 73/2009, betreffende aanvullende nationale rechtstreekse betalingen en rechtstreekse betalingen, lid 2, laatste alinea, dat bepaalt dat „[v]anaf 2012 de totale rechtstreekse steun die na de toetreding in de nieuwe lidstaat aan een landbouwer kan worden toegekend uit hoofde van de betrokken rechtstreekse betaling met inbegrip van alle aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, niet hoger [is] dan het niveau van de rechtstreekse steun waarop die landbouwer recht zou hebben uit hoofde van de overeenkomstige rechtstreekse betaling die op dat moment geldt voor andere dan de nieuwe lidstaten, rekening houdend met de toepassing van artikel 7, lid 1, juncto artikel 10”, op grond van artikel 277 VWEU buiten toepassing verklaren;

in artikel 10 van verordening nr. 73/2009, houdende vaststelling van bijzondere regels betreffende modulatie in de nieuwe lidstaten, de bepaling in lid 1 „rekening houdend met op grond van artikel 7, lid 1, toegepaste verlagingen”, op grond van artikel 277 VWEU buiten toepassing verklaren, en

verweerders verwijzen in alle kosten van verzoekers, waarvan het bewijs aan het Gerecht wordt geleverd.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vijf middelen aan.

1.

Ontoereikende motivering en ongegrondheid van uitvoeringsbesluit C(2012) 4391 def. van de Commissie

Uitvoeringsbesluit C(2012) 4391 def. van de Commissie van 2 juli 2012 is ontoereikend gemotiveerd en ongegrond, doordat er geen gegevens zijn die bevestigen dat in 2012 het niveau van de rechtstreekse betalingen in de nieuwe en de oude lidstaten van de Europese Unie uniform (gelijk) was.

2.

Het niveau van de rechtstreekse betalingen in de Republiek Litouwen stemt noch met het bij de Toetredingsakte overeenkomen niveau noch met het niveau van de rechtstreekse betalingen van de oude lidstaten overeen

Het werkelijke niveau van de rechtstreekse betalingen van de Republiek Litouwen stemt niet overeen met het bij de Toetredingsakte van 23 september 2003 overeengekomen niveau. In strijd met de Toetredingsakte is verordening nr. 1782/2003 bij verordening nr. 583/2004 van 22 maart 2004 gewijzigd en zijn nationale maxima voor landbouwsteun voor de nieuwe lidstaten vastgesteld (artikel 71 quater en bijlage VIII bis bij verordening nr. 1782/2003).

In 2012 stemde het percentage rechtstreekse betalingen in de Republiek Litouwen niet overeen met het niveau van de rechtstreekse betalingen van de oude lidstaten van de Europese Unie: in de oude lidstaten wordt modulatie alleen op bedragen van meer dan 5 000 EUR toegepast. Dat betekent dat niet alle rechtstreekse betalingen aan landbouwers van de oude lidstaten met 10 % worden gemoduleerd (verlaagd), maar alleen die van meer dan 5 000 EUR. Derhalve is het ongegrond en onwettig om te stellen dat in 2012 het niveau van de rechtstreekse betalingen in de oude lidstaten 90 % („100 % min de modulatie met 10 %”) bedroeg. Het niveau van de rechtstreekse betalingen in de oude lidstaten is hoger dan 90 %, doordat een deel van de bedragen — van hoogstens 5 000 EUR — niet gemoduleerd is.

3.

Verschillen in het bedrag aan rechtstreekse betalingen in de Republiek Litouwen vergeleken met de oude lidstaten

Daadwerkelijk aan Litouwse landbouwers betaalde rechtstreekse betalingen uit de begroting van de Europese Unie voor 2012 behoren tot de laagste. Zij bedragen minder dan de helft van de in de oude lidstaten ontvangen betalingen, ondanks de modulatie met 10 % van laatstgenoemde betalingen.

4.

Schending van de Toetredingsakte door artikel 10, lid 1, in fine, van verordening nr. 73/2009, artikel 132, lid 2, laatste alinea, van verordening nr. 73/2009 en het op grond van die alinea vastgestelde uitvoeringsbesluit C(2012) 4391 def. van de Commissie van 2 juli 2012.

De Toetredingsakte bevat geen bepalingen betreffende de modulatie van de ingevoerde rechtstreekse betalingen en/of de verlaging in Litouwen van aanvullende nationale rechtstreekse betalingen.

De bepaling „rekening houdend met op grond van artikel 7, lid 1, toegepaste verlagingen” in artikel 10, lid 1, van hoofdstuk 2 van verordening nr. 73/2009 is in strijd met de Toetredingsakte, doordat die bepaling de zogenaamde nivellering van het niveau van de rechtstreekse betalingen in de oude en de nieuwe lidstaten versnelt.

Het onderdeel van artikel 132, lid 2, van verordening nr. 73/2009 „Vanaf 2012 […] rekening houdend met de toepassing van artikel 7, lid 1, juncto artikel 10”, dat een nivellering in 2012 van het niveau van de rechtstreekse betalingen in de oude en de nieuwe lidstaten veronderstelt, is in strijd met de Toetredingsakte, doordat het een specifiek jaar (2012) vaststelt waarin het niveau van de ontvangen steun wordt verondersteld genivelleerd te zijn.

In artikel 132, lid 2, van verordening nr. 73/2009 is de term „bedrag” in strijd met de Toetredingsakte vervangen door de term „niveau”, die niet de daadwerkelijk ontvangen steun maar een verondersteld percentage betreft.

Het is onwettig om rechtstreekse betalingen in de oude en de nieuwe lidstaten te vergelijken door steun die door de oude lidstaten is ontvangen (100 % min de modulatie) te vergelijken met de steun die in de nieuwe lidstaten is ontvangen volgens het percentage dat is vastgesteld bij de Toetredingsakte voor de invoering van steun.

5.

Schending door de bestreden rechtshandeling van de bij het VWEU vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Op basis van de Toetredingsakte wordt landbouwsteun in de nieuwe lidstaten berekend aan de hand van de referentieopbrengst en het basisareaal. In 2012 zijn de referentieopbrengst en het basisareaal sterk veranderd in Litouwen, zodat de toegepaste modulatie en de verlaging van aanvullende nationale betalingen op zich in strijd zijn met de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, in het bijzonder met de doelstelling om de productiviteit van de landbouw te doen toenemen.