6.4.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 101/31


Beroep ingesteld op 14 februari 2013 — Aer Lingus/Commissie

(Zaak T-101/13)

2013/C 101/60

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Aer Lingus Ltd (Dublin, Ierland) (vertegenwoordigers: D. Piccinin, Barrister, en A. Burnside, Solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 14 november 2012, dat is vastgesteld uit hoofde van clausule 1.4.9 van de Toezeggingen die de International Consolidated Airlines Group (hierna: „IAG”) aan de Commissie heeft gedaan als een voorwaarde voor haar goedkeuring van de overname door IAG van British Midlands Limited (hierna: „bmi”) op grond van verordening nr. 139/2004 (1) van de Raad, waarin biedingen voor time-slots voor het opstijgen en landen op Heathrow Airport die IAG in het kader van de Toezeggingen diende af te stoten, werden beoordeeld en waarbij de bieding van Virgin Atlantic Airways („Virgin”) voor slots voor vluchten tussen London Heathrow en Edinburgh werd gerangschikt boven de bieding van Aer Lingus Limited (hierna: „Aer Lingus”) voor deze slots;

verwijzing van de Commissie in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1)

Eerste middel: onjuiste uitlegging van de Toezeggingen. Verzoekster betoogt dat de Commissie een onjuiste uitlegging heeft gegeven van het in clausule 1.4.10(c) van de Toezeggingen vastgestelde criterium voor de beoordeling van de biedingen, betreffende de plannen van de biedende luchtvaartmaatschappij om passagiers ter beschikking te stellen voor vluchten van andere luchtvaartmaatschappijen. De Commissie heeft dat criterium aldus uitgelegd dat het ook de plannen van Virgin om passagiers op de vluchten tussen London Heathrow en Edinburgh op haar eigen aansluitende vluchten naar verre vertrekpunten/bestemmingen te vervoeren omvatte, terwijl dat criterium eigenlijk beperkt is tot het ter beschikking stellen van overstappassagiers aan andere luchtvaartmaatschappijen.

2)

Tweede middel: de Commissie heeft niet naar behoren rekening gehouden met het advies van de Monitoring Trustee (2). Verzoekster betoogt dat de Commissie op vier punten tekort is geschoten in haar plicht om naar behoren rekening te houden met het advies van de Monitoring Trustee, en/of om toereikend te motiveren waarom zij afwijkt van dat advies:

de Commissie heeft niet naar behoren rekening gehouden met of gemotiveerd waarom zij afweek van het advies van de Monitoring Trustee betreffende de voordelen van Aer Lingus inzake interlining;

de Commissie heeft niet naar behoren rekening gehouden met of gemotiveerd waarom zij afweek van het advies van de Monitoring Trustee betreffende de voordelen van Aer Lingus inzake exploitatiekosten en gevoeligheidsanalyse;

de Commissie heeft niet naar behoren rekening gehouden met of gemotiveerd waarom zij afweek van het advies van de Monitoring Trustee betreffende de wijze waarop de diverse maatregelen samen dienen te worden geanalyseerd om te komen tot een algemene rangschikking; en

de Commissie heeft de Monitoring Trustee niet verzocht om advies over de relatieve voordelen van de toewijzing van de slots in de vorm van één enkel pakket.

3)

Derde middel: kennelijk onjuiste beoordeling. Verzoekster betoogt dat de Commissie zich kennelijk heeft vergist door vast te stellen dat de bieding van Aer Lingus niet zou zorgen voor concurrentiedruk die minstens „in wezen vergelijkbaar” was met de concurrentiedruk die uitging van Virgins bieding. De Commissie heeft zich zowel vergist bij de beoordeling van de concurrentiedruk die uitging van de concurrerende biedingen voor de vluchten tussen London Heathrow en Edinburgh, als bij de beoordeling van de voordelen die zouden ontstaan indien alle luchtverbindingen zouden worden toegekend aan één enkele luchtvaartmaatschappij, en dus niet de verbinding Heathrow — Edinburgh aan Aer Lingus en de overige verbindingen aan Virgin.


(1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (PB L 24, blz. 1).

(2)  Persoon die in het kader van de overname door IAG van bmi is aangesteld om toezicht te houden op de nakoming door IAG van de Toezeggingen.