9.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 371/23 |
Arrest van het Gerecht van 18 september 2015 — IOC-UK/Raad
(Zaak T-428/13) (1)
((„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie - Bevriezing van tegoeden - Recht om te worden gehoord - Motiveringsplicht - Rechten van verdediging - Recht op effectieve rechterlijke bescherming - Kennelijk onjuiste beoordeling - Evenredigheid - Eigendomsrecht - Gelijke behandeling en verbod van discriminatie”))
(2015/C 371/25)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Iranian Oil Company UK Ltd (IOC-UK) (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: J. Grayston, solicitor, P. Gjørtler, G. Pandey, D. Rovetta, M. Gambardella, D. Sellers en N. Pilkington, advocaten)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: V. Piessevaux en M. Bishop, gemachtigden)
Interveniënt aan de zijde van verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Behzadi-Spencer en V. Kaye, vervolgens V. Kaye, gemachtigden, bijgestaan door M. Gray, barrister)
Voorwerp
Verzoek om nietigverklaring van besluit 2013/270/GBVB van de Raad van 6 juni 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 156, blz. 10), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 522/2013 van de Raad van 6 juni 2013 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 156, blz. 3)
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Iranian Oil Company UK Ltd (IOC-UK) zal haar eigen kosten dragen alsmede die van de Raad van de Europese Unie. |
3) |
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zal zijn eigen kosten dragen. |