Samenvatting (ambtenarenzaken)

Samenvatting (ambtenarenzaken)

Samenvatting

1. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Voorselectie van kandidaten – Criteria – Vergelijking van de kandidaten door twee verschillende organen afhankelijk van de aanwezigheid of het ontbreken van andere voorgeselecteerde kandidaten in hetzelfde directoraat-generaal – Schending van het beginsel van gelijke behandeling – Geen schending – Voorwaarde

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 20 en 21; Ambtenarenstatuut, art. 45 bis)

2. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Voorwaarden voor het verloop ervan – Strikte uitlegging

(Ambtenarenstatuut, art. 45 bis)

3. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Voorselectie van kandidaten – Verplichting om de kandidaten te horen die niet tot de best geplaatsten behoren vóór de vaststelling van het definitieve besluit tot uitsluiting

(Ambtenarenstatuut, art. 45 bis)

4. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Klacht van een niet gekozen kandidaat – Afwijzend besluit – Motiveringsplicht – Omvang – Motivering die niet mag bestaan in een algemene en stereotiepe formulering

(Ambtenarenstatuut, art. 25, 45 en 90, lid 2)

5. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Vergelijking van verdiensten – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, art. 45 bis)

1. Het beginsel van gelijke behandeling, dat is neergelegd in de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, verlangt dat vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij die behandeling objectief gerechtvaardigd is.

Aangaande een oproep tot sollicitaties in het kader van de in artikel 45 bis van het Statuut voorziene certificeringsprocedure, verschilt de situatie van een kandidaat die als enige in zijn directoraat-generaal is voorgeselecteerd objectief van die van een voorgeselecteerde kandidaat die met andere kandidaten binnen hetzelfde directoraat-generaal van tewerkstelling kan worden vergeleken. Op deze twee situaties van voorgeselecteerde kandidaten, die feitelijk verschillen, kan dus alleen een vergelijkingsmethode worden toegepast die voor elk daarvan geschikt is met het oog op de vaststelling van een rangorde.

Indien een oproep tot sollicitaties in die context één enkel en paritair orgaan belast met de vergelijking van kandidaten die als enige in een directoraat-generaal of een dienst zijn voorgeselecteerd, terwijl die taak voor meerdere voorgeselecteerde kandidaten binnen eenzelfde directoraat-generaal of dienst aan hun hiërarchieke meerderen is toevertrouwd, is dat verschil in behandeling, dat gebaseerd is op een objectief onderscheidend element en op een procedure georganiseerd op basis van wettelijke, vooraf vastgestelde criteria waarvan alle belanghebbenden vooraf kennis hebben genomen, niet kennelijk onevenredig aan het doel van de toepasselijke regeling, namelijk om tot een definitieve indeling van de eerst geplaatsten te komen.

(cf. punten 40, 45, 49 en 50)

Referentie:

Hof: arrest Akzo Nobel Chemicals en Akcros Chemicals/Commissie, C‑550/07 P, EU:C:2010:512, punten 54 en 55 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht van eerste aanleg: arrest Commissie/Bertolete e.a., T‑359/07 P–T‑361/07 P, EU:T:2009:40, punten 50 en 51

2. Wat afwijkende bepalingen betreft die de benoeming van ambtenaren van de functiegroep assistenten (AST) in ambten van de functiegroep administrateurs (AD) onder de daarin voorziene bijzondere omstandigheden mogelijk beogen te maken, moeten de bepalingen van artikel 45 bis van het Statuut over de certificeringsprocedure strikt worden uitgelegd en toegepast.

(cf. punt 43)

3. In het kader van een procedure om kandidaten te selecteren voor een opleidingsprogramma dat bedoeld is om ambtenaren van de functiegroep AST de mogelijkheid te bieden om door middel van de in artikel 45 bis van het Statuut voorziene certificeringsprocedure eventueel te worden aangesteld in een ambt van de functiegroep AD, garandeert het recht om te worden gehoord aan elke kandidaat wiens naam niet voorkomt op de ontwerplijst van kandidaten die met het oog op de deelneming aan dat opleidingsprogramma als best geplaatsten zijn voorgeselecteerd, de mogelijkheid om de bevoegde administratieve instanties naar behoren en daadwerkelijk zijn standpunt over die nog niet definitieve uitsluiting kenbaar te maken.

(cf. punt 67)

Referentie:

Hof: arrest Kamino International Logistics en Datema Hellmann Worldwide Logistics, C‑129/13 en C‑130/13, EU:C:2014:2041, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak

4. De motivering van een besluit om een sollicitatie in het kader van een certificeringsprocedure krachtens artikel 45 bis van het Statuut uit te sluiten moet ten laatste worden gegeven bij de afwijzing van de tegen dat besluit ingediende klacht. Een ontoereikende motivering die in het kader van de precontentieuze procedure is gegeven kan echter niet de nietigverklaring van het bestreden besluit rechtvaardigen, wanneer in de loop van het geding aanvullende preciseringen worden gegeven. Voorts is een algemene en stereotiepe motivering, die geen enkele specifieke informatie over het geval van de belanghebbende bevat, in feite gelijk aan het volledig ontbreken van motivering.

(cf. punt 77)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: arrest Sena/EASA, T‑30/04, EU:T:2005:161, punten 63 en 71‑73

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Verstreken/Raad, F‑98/12, EU:F:2013:156, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak

5. Gelet op de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover de administratie beschikt om de verdiensten van de kandidaten in het kader van elke selectieprocedure, en met name de in artikel 45 bis van het Statuut voorziene certificeringsprocedure, te beoordelen en te vergelijken, moet het toezicht van het Gerecht op dit gebied zich beperken tot de vraag of de administratie, gelet op de wijze waarop zij tot haar oordeel is gekomen, binnen redelijke grenzen is gebleven en haar bevoegdheid niet kennelijk onjuist heeft gebruikt dan wel voor andere doeleinden dan waarvoor haar die bevoegdheid gegeven was. Het Gerecht kan zijn oordeel over de verdiensten en de kwalificaties van de kandidaten dus niet in de plaats van dat van de administratie stellen, wanneer op grond van geen enkel element van het dossier kan worden gesteld dat de administratie bij de beoordeling van die verdiensten en kwalificaties een kennelijke fout heeft gemaakt.

Het feit dat een kandidaat bij de vergelijking van de verdiensten van de kandidaten in het kader van de certificeringsprocedure eigen en erkende verdiensten heeft, sluit niet uit dat andere ambtenaren grotere verdiensten hebben dan de zijne.

(cf. punten 90 en 93)

Referentie:

Hof: arresten Bouteiller/Commissie, 324/85, EU:C:1987:59, punt 6, en Cubero Vermurie/Commissie, C‑446/00 P, EU:C:2001:703, punt 21

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Campos Valls/Raad, F‑39/07, EU:F:2009:45, punt 43


ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE (Eerste kamer)

2 december 2014

Nunzio Migliore

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Ambtenaren — Bevordering — Certificeringsprocedure — Ronde 2012 — Niet-plaatsing van verzoeker op de lijst van ambtenaren die in 2013 het opleidingsprogramma mogen volgen — Artikel 45 bis van het Statuut — Exceptie van onwettigheid van de oproep tot sollicitaties — AUB van artikel 45 bis van het Statuut — Draagwijdte”

Betreft:

Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Migliore hoofdzakelijk vraagt om nietigverklaring van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (hierna: „TABG”) van de Europese Commissie van 19 april 2013 om hem niet op te nemen op de lijst van 63 ambtenaren die in 2013 mogen deelnemen aan het opleidingsprogramma in het kader van de certificeringsronde 2012 (hierna: „certificeringsronde 2012”) en om vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden.

Beslissing:

Het beroep wordt verworpen. Migliore draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

  1. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Voorselectie van kandidaten – Criteria – Vergelijking van de kandidaten door twee verschillende organen afhankelijk van de aanwezigheid of het ontbreken van andere voorgeselecteerde kandidaten in hetzelfde directoraat-generaal – Schending van het beginsel van gelijke behandeling – Geen schending – Voorwaarde

    (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 20 en 21; Ambtenarenstatuut, art. 45 bis)

  2. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Voorwaarden voor het verloop ervan – Strikte uitlegging

    (Ambtenarenstatuut, art. 45 bis)

  3. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Voorselectie van kandidaten – Verplichting om de kandidaten te horen die niet tot de best geplaatsten behoren vóór de vaststelling van het definitieve besluit tot uitsluiting

    (Ambtenarenstatuut, art. 45 bis)

  4. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Klacht van een niet gekozen kandidaat – Afwijzend besluit – Motiveringsplicht – Omvang – Motivering die niet mag bestaan in een algemene en stereotiepe formulering

    (Ambtenarenstatuut, art. 25, 45 en 90, lid 2)

  5. Ambtenaren – Certificeringsprocedure – Vergelijking van verdiensten – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

    (Ambtenarenstatuut, art. 45 bis)

  1.  Het beginsel van gelijke behandeling, dat is neergelegd in de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, verlangt dat vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij die behandeling objectief gerechtvaardigd is.

    Aangaande een oproep tot sollicitaties in het kader van de in artikel 45 bis van het Statuut voorziene certificeringsprocedure, verschilt de situatie van een kandidaat die als enige in zijn directoraat-generaal is voorgeselecteerd objectief van die van een voorgeselecteerde kandidaat die met andere kandidaten binnen hetzelfde directoraat-generaal van tewerkstelling kan worden vergeleken. Op deze twee situaties van voorgeselecteerde kandidaten, die feitelijk verschillen, kan dus alleen een vergelijkingsmethode worden toegepast die voor elk daarvan geschikt is met het oog op de vaststelling van een rangorde.

    Indien een oproep tot sollicitaties in die context één enkel en paritair orgaan belast met de vergelijking van kandidaten die als enige in een directoraat-generaal of een dienst zijn voorgeselecteerd, terwijl die taak voor meerdere voorgeselecteerde kandidaten binnen eenzelfde directoraat-generaal of dienst aan hun hiërarchieke meerderen is toevertrouwd, is dat verschil in behandeling, dat gebaseerd is op een objectief onderscheidend element en op een procedure georganiseerd op basis van wettelijke, vooraf vastgestelde criteria waarvan alle belanghebbenden vooraf kennis hebben genomen, niet kennelijk onevenredig aan het doel van de toepasselijke regeling, namelijk om tot een definitieve indeling van de eerst geplaatsten te komen.

    (cf. punten 40, 45, 49 en 50)

    Referentie:

    Hof: arrest Akzo Nobel Chemicals en Akcros Chemicals/Commissie, C‑550/07 P, EU:C:2010:512, punten 54 en 55 en aldaar aangehaalde rechtspraak

    Gerecht van eerste aanleg: arrest Commissie/Bertolete e.a., T‑359/07 P–T‑361/07 P, EU:T:2009:40, punten 50 en 51

  2.  Wat afwijkende bepalingen betreft die de benoeming van ambtenaren van de functiegroep assistenten (AST) in ambten van de functiegroep administrateurs (AD) onder de daarin voorziene bijzondere omstandigheden mogelijk beogen te maken, moeten de bepalingen van artikel 45 bis van het Statuut over de certificeringsprocedure strikt worden uitgelegd en toegepast.

    (cf. punt 43)

  3.  In het kader van een procedure om kandidaten te selecteren voor een opleidingsprogramma dat bedoeld is om ambtenaren van de functiegroep AST de mogelijkheid te bieden om door middel van de in artikel 45 bis van het Statuut voorziene certificeringsprocedure eventueel te worden aangesteld in een ambt van de functiegroep AD, garandeert het recht om te worden gehoord aan elke kandidaat wiens naam niet voorkomt op de ontwerplijst van kandidaten die met het oog op de deelneming aan dat opleidingsprogramma als best geplaatsten zijn voorgeselecteerd, de mogelijkheid om de bevoegde administratieve instanties naar behoren en daadwerkelijk zijn standpunt over die nog niet definitieve uitsluiting kenbaar te maken.

    (cf. punt 67)

    Referentie:

    Hof: arrest Kamino International Logistics en Datema Hellmann Worldwide Logistics, C‑129/13 en C‑130/13, EU:C:2014:2041, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak

  4.  De motivering van een besluit om een sollicitatie in het kader van een certificeringsprocedure krachtens artikel 45 bis van het Statuut uit te sluiten moet ten laatste worden gegeven bij de afwijzing van de tegen dat besluit ingediende klacht. Een ontoereikende motivering die in het kader van de precontentieuze procedure is gegeven kan echter niet de nietigverklaring van het bestreden besluit rechtvaardigen, wanneer in de loop van het geding aanvullende preciseringen worden gegeven. Voorts is een algemene en stereotiepe motivering, die geen enkele specifieke informatie over het geval van de belanghebbende bevat, in feite gelijk aan het volledig ontbreken van motivering.

    (cf. punt 77)

    Referentie:

    Gerecht van eerste aanleg: arrest Sena/EASA, T‑30/04, EU:T:2005:161, punten 63 en 71‑73

    Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Verstreken/Raad, F‑98/12, EU:F:2013:156, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak

  5.  Gelet op de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover de administratie beschikt om de verdiensten van de kandidaten in het kader van elke selectieprocedure, en met name de in artikel 45 bis van het Statuut voorziene certificeringsprocedure, te beoordelen en te vergelijken, moet het toezicht van het Gerecht op dit gebied zich beperken tot de vraag of de administratie, gelet op de wijze waarop zij tot haar oordeel is gekomen, binnen redelijke grenzen is gebleven en haar bevoegdheid niet kennelijk onjuist heeft gebruikt dan wel voor andere doeleinden dan waarvoor haar die bevoegdheid gegeven was. Het Gerecht kan zijn oordeel over de verdiensten en de kwalificaties van de kandidaten dus niet in de plaats van dat van de administratie stellen, wanneer op grond van geen enkel element van het dossier kan worden gesteld dat de administratie bij de beoordeling van die verdiensten en kwalificaties een kennelijke fout heeft gemaakt.

    Het feit dat een kandidaat bij de vergelijking van de verdiensten van de kandidaten in het kader van de certificeringsprocedure eigen en erkende verdiensten heeft, sluit niet uit dat andere ambtenaren grotere verdiensten hebben dan de zijne.

    (cf. punten 90 en 93)

    Referentie:

    Hof: arresten Bouteiller/Commissie, 324/85, EU:C:1987:59, punt 6, en Cubero Vermurie/Commissie, C‑446/00 P, EU:C:2001:703, punt 21

    Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Campos Valls/Raad, F‑39/07, EU:F:2009:45, punt 43