18.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 15/3 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 8 oktober 2013 — Leopold Schmitzer/Bundesministerin für Inneres
(Zaak C-530/13)
2014/C 15/04
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Leopold Schmitzer
Verwerende partij: Bundesministerin für Inneres
Prejudiciële vragen
1. |
Is er – vooralsnog onverminderd artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) en artikel 6 van richtlijn 2000/78/EG (1) van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (hierna: „richtlijn”) – sprake van (directe) discriminatie op grond van leeftijd in de zin van artikel 21 van het Handvest en artikel 2, leden 1 en 2, sub a, van de richtlijn, wanneer naar aanleiding van de invoering van een niet-discriminerend stelsel van salarisverhoging voor nieuwe ambtenaren een in de oude rechtssituatie (door niet-inaanmerkingneming van vóór de leeftijd van 18 jaar gelegen tijdvakken voor salarisverhoging) gediscrimineerde oude ambtenaar weliswaar op verzoek kan opteren voor het nieuwe stelsel en zo een op niet-discriminerende basis berekende peildatum voor salarisverhoging kan verkrijgen, maar de instemming met een dergelijk verzoek in het interne recht impliceert dat zijn bezoldigingsrechtelijke positie (en dus het hem verschuldigde salaris), gelet op de in het nieuwe stelsel voorziene langzamere verhoging, ondanks een betere peildatum voor salarisverhoging niet op zodanige wijze verbetert dat hij dezelfde bezoldigingsrechtelijke positie verwerft als een in de oude rechtssituatie op discriminerende wijze begunstigde oude ambtenaar (die vergelijkbare tijdvakken niet vóór, maar na de leeftijd van 18 jaar dient aan te tonen, welke reeds in aanmerking werden genomen in de oude rechtssituatie), die zich niet genoopt ziet om voor het nieuwe stelsel te opteren? |
2. |
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, kan een ambtenaar – bij gebreke aan een rechtvaardiging in de zin van artikel 52, lid 1, van het Handvest en artikel 6 van de richtlijn (zie vraag 3 infra) – zich ook op de rechtstreekse toepasselijkheid van artikel 21 van het Handvest en artikel 2 van de richtlijn beroepen in een procedure tot vaststelling van zijn bezoldigingsrechtelijke positie, ook al heeft hij voordien door een verzoek ter zake een verbetering van de peildatum voor salarisverhoging in het nieuwe stelsel verkregen? |
3. |
Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, is een na de invoering van een niet-discriminerend stelsel voor nieuwe ambtenaren gehandhaafd onderscheid betreffende de bezoldigingsrechtelijke positie van begunstigde oude ambtenaren die niet opteren voor het nieuwe stelsel, enerzijds, en oude ambtenaren die nog steeds ongunstiger worden behandeld ondanks het opteren voor het nieuwe stelsel, anderzijds, gerechtvaardigd in de zin van artikel 52, lid 1, van het Handvest en artikel 6 van de richtlijn als overgangsfenomeen om redenen van proceseconomie, behoud van verworven voordelen en bescherming van het gewettigd vertrouwen, ook indien
Indien de vragen 1 of 2 ontkennend worden beantwoord, of vraag 3 bevestigend wordt beantwoord: |
4. |
Indien vraag 3 bevestigend wordt beantwoord: |
5. |
|
6. |
Indien vraag 4, sub a, bevestigend en vraag 4, sub b, ontkennend wordt beantwoord, en tegelijkertijd vraag 3 bevestigend of vraag 5, sub a, bevestigend en vraag 5, sub b, ontkennend wordt beantwoord: Hebben de discriminerende kenmerken van de nieuwe regeling die dan bestaan, tot gevolg dat het verschil in behandeling met betrekking tot oude ambtenaren als overgangsfenomeen niet meer gerechtvaardigd is? |
(1) Richtlinie 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16).