18.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 15/3 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 8 oktober 2013 — Georg Felber/Bundesministerin für Unterricht, Kunst und Kultur
(Zaak C-529/13)
2014/C 15/03
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Georg Felber
Verwerende partij: Bundesministerin für Unterricht, Kunst und Kultur
Prejudiciële vragen
1. |
Is er – vooralsnog onverminderd artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) en artikel 6 van richtlijn 2000/78/EG (1) van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (hierna: „richtlijn”) – sprake van (directe) discriminatie op grond van leeftijd in de zin van artikel 21, lid 1, van het Handvest, en artikel 2, leden 1 en 2, sub a, van de richtlijn, wanneer de tijdvakken van voorbereidend of hoger voortgezet onderwijs enkel als eerdere tijdvakken van dienstverband voor pensioenen in aanmerking worden genomen, wanneer zij na de voltooiing van het achttiende levensjaar van de ambtenaar liggen, waarbij die eerdere tijdvakken niet alleen voor de aanspraak op een pensioen, maar ook voor het bedrag ervan van belang zijn en dat pensioen (totale pensioen) naar nationaal recht wordt beschouwd als de doorbetaling van een vergoeding in het kader van een ook na pensionering van de ambtenaar voortbestaand publiekrechtelijk dienstverband? |
2. |
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, kan een ambtenaar – bij gebreke aan een rechtvaardiging in de zin van artikel 52, lid 1, van het Handvest en artikel 6 van de richtlijn (zie vraag 3 infra) – zich ook op de rechtstreekse toepasselijkheid van artikel 21 van het Handvest en artikel 2 van de richtlijn beroepen in een procedure inzake een verzoek om inaanmerkingneming van eerdere tijdvakken van dienstverband voor pensioenen wanneer hij op dat tijdstip nog niet gepensioneerd is, temeer daar naar nationaal recht – wanneer de rechtssituatie op het tijdstip van zijn pensionering ongewijzigd is – in een procedure ter berekening van het pensioen of bij een nieuw verzoek om inaanmerkingneming van deze tijdvakken de rechtskracht van de afwijzing van een dergelijk verzoek hem kan worden tegengeworpen? |
3. |
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is het aan de orde zijnde verschil in behandeling in de zin van artikel 52, lid 1, van het Handvest, en artikel 6, leden 1 en 2, van de richtlijn
|
(1) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16).