26.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 313/12


Hogere voorziening, ingesteld door Donaldson Filtration Deutschland GmbH op 12 augustus 2013 tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 30 mei 2013 in zaak T-396/11 — ultra air GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-450/13 P)

2013/C 313/21

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Donaldson Filtration Deutschland GmbH (vertegenwoordigers: N. Siebertz, M. Teworte-Vey, A. Renvert, Rechtsanwältinnen)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), ultra air GmbH

Conclusies

het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 30 mei 2013 in zaak T-396/11 vernietigen en dus het beroep van ultra air GmbH tot vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt van 18 mei 2011 in zaak R 374/2010-4 verwerpen;

ultra air GmbH verwijzen in de kosten van rekwirante

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening tegen voormeld arrest van het Gerecht is in wezen gebaseerd op het volgende:

1.

Geen beoordeling van de grief inzake rechtsmisbruik als algemene rechtsfiguur

Het bestreden arrest van het Gerecht geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting; het Gerecht heeft in strijd met de rechtspraak van het Hof waarbij deze hogere voorziening is ingesteld, er geen rekening mee gehouden dat de algemene rechtsfiguur van de grief van rechtsmisbruik, waarbij de omstandigheden van het individuele geval kunnen en moeten worden beoordeeld, ook in het recht inzake het gemeenschapsmerk in acht moet worden genomen. Het Gerecht zag daarentegen de procedure overeenkomstig artikel 52, lid 1, sub a, juncto artikel 56, lid 1, sub a, van verordening nr. 207/2009 (1) als een „actio popularis”, en het Gerecht heeft de in casu aangevoerde bijzondere omstandigheden dus niet beoordeeld.

Daarbij ging het Gerecht eraan voorbij dat de wetgever de nietigheidsprocedure tegen een merk overeenkomstig artikel 56, lid 1, sub a, van verordening nr. 207/2009 weliswaar heeft opgevat als een „actio popularis”, maar dat zulks zich niet verzet tegen de inachtneming van de grief van rechtsmisbruik als algemeen geldende rechtsfiguur waarmee ook in het Unierecht rekening moet worden gehouden.

De uitsluiting van verzoeken die met misbruik van recht zijn ingediend, is namelijk niet gelijk te stellen met de invoering van de eis van positief bewijs dat de verzoeker rechtsbescherming behoeft, en brengt dienovereenkomstig ook niet mee dat de bevoegdheid om het verzoek in te dienen door de invoering van bepaalde bijkomende voorwaarden wordt beperkt. Dat de wetgever de nietigheidsprocedure als een verzoekprocedure heeft opgevat en een ingeschreven merk juist niet ambtshalve nietig kan worden verklaard, pleit er bovendien voor om de grief van rechtsmisbruik in het kader van artikel 56, lid 1, sub a, van verordening nr. 207/2009 in aanmerking te nemen.

2.

Geen beoordeling van de concrete omstandigheden van het individuele geval

Aangezien het Gerecht heeft geweigerd rekening te houden met de grief van rechtsmisbruik van rekwirante als algemeen geldende rechtsfiguur, werden de bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak, waaruit kan blijken dat ultra air GmbH met misbruik van recht om nietigverklaring van het merk „ultrafilter international” (gemeenschapsmerk nr. 001121839) verzoekt, niet beoordeeld.

Verzoekster beoogt namelijk door het litigieuze teken zelf te gebruiken, de bekendheid van het door haar bestreden merk met overeenkomstige bewuste misleiding van het relevante publiek voor zich te winnen en de onterechte indruk te wekken dat zij de traditie van de gerenommeerde rechtsvoorganger van rekwirante voortzet.

Voorts gaat het Gerecht onvoldoende in op de rol van de bedrijfsleider van ultra air GmbH als verzoekster tot nietigverklaring van het merk „ultrafilter international” (gemeenschapsmerk nr. 001121839), die in de tijd dat hij bij rekwirante werkte, persoonlijk alleen de inschrijving van het thans door hem bestreden merk heeft behandeld. Alle in de inschrijvingsprocedure overgelegde documenten tot bewijs van het verworven onderscheidend vermogen van het bestreden merk, zijn door hem persoonlijk verzameld, gedeeltelijk zelfs door hemzelf opgesteld en bevonden zich alleen te zijner beschikking.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (Gecodificeerde versie) (PB L 78, blz. 1).