31.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 252/20


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Centrale Raad van Beroep (Nederland) op 7 juni 2013 — O. Tümer tegen Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(Zaak C-311/13)

2013/C 252/31

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Centrale Raad van Beroep

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: O. Tümer

Verweerder: Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Prejudiciële vraag

Moet, mede gelet op de in artikel 137, tweede lid, van het EG-Verdrag (thans artikel 153, tweede lid, VWEU) gelegen grondslag, de Insolventierichtlijn (1), in het bijzonder de artikelen 2, 3 en 4 van deze richtlijn, zo worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is een nationale regeling als artikel 3, derde lid en artikel 61 van de [Werkloosheidswet] op grond waarvan niet als werknemer wordt beschouwd de vreemdeling die onderdaan van een derde land is en die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en 1, van de Vreemdelingenwet 2000, ook in het geval als dat van appellant, die een insolventie-uitkering heeft aangevraagd, naar civielrecht als werknemer moet worden aangemerkt en aan de overige voorwaarden voor toekenning daarvan voldoet?


(1)  Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (Gecodificeerde versie) (PB L 283, blz. 36).