29.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 189/12


Beroep ingesteld op 30 april 2013 — Europese Commissie/Koninkrijk Zweden

(Zaak C-243/13)

2013/C 189/23

Procestaal: Zweeds

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Enegren en S. Petrova)

Verwerende partij: Koninkrijk Zweden

Conclusies

vaststellen dat Zweden zijn verplichtingen krachtens artikel 260, lid 1, VWEU niet is nagekomen doordat het niet de nodige maatregelen heeft genomen om gevolg te geven aan het arrest van het Hof in zaak C-607/10;

Zweden veroordelen om aan de Commissie op de rekening „Eigen middelen van de Europese Unie” een dwangsom van 14 912 EUR per dag te betalen voor elke dag dat de nodige maatregelen om gevolg te geven aan het arrest van het Hof in zaak C-607/10 uitblijven, vanaf de dag waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen tot en met de dag waarop is voldaan aan het arrest in zaak C-607/10;

Zweden veroordelen om aan de Commissie op dezelfde rekening een vast bedrag van 4 893 EUR per dag te betalen voor elke dag dat de nodige maatregelen om gevolg te geven aan het arrest van het Hof in zaak C-607/10 uitblijven, vanaf de dag waarop het arrest in zaak C-607/10 werd gewezen tot de dag waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen of tot de dag waarop de nodige maatregelen worden genomen om gevolg te geven aan het arrest in zaak C-607/10, indien zij eerder worden genomen;

het Koninkrijk Zweden verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In het arrest van 29 maart 2012 (C-607/10), Commissie tegen Koninkrijk Zweden, heeft het Hof geoordeeld: „Het Koninkrijk Zweden is de krachtens artikel 5, lid 1, van richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gecodificeerde versie), op hem rustende verplichtingen niet nagekomen, door niet de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten, door middel van vergunningen overeenkomstig de artikelen 6 en 8 van die richtlijn, of op passende wijze door toetsing en, zo nodig, aanpassing van de voorwaarden, erop toezien dat de bestaande installaties worden geëxploiteerd overeenkomstig de eisen van de artikelen 3, 7, 9, 10, 13, 14, sub a en b, en 15, lid 2, van diezelfde richtlijn.”

Het Koninkrijk Zweden heeft nog steeds geen maatregelen genomen om gevolg te geven aan het arrest van het Hof in zaak C-607/10. De Commissie heeft de zaak derhalve overeenkomstig artikel 260, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voor het Hof gebracht en verzoekt economische sancties aan het Koninkrijk Zweden op te leggen.