4.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/8


Beroep ingesteld op 26 februari 2013 — Europese Commissie/Helleense Republiek

(Zaak C-96/13)

2013/C 129/15

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Patakia en A. Tokár)

Verwerende partij: Helleense Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Helleense Republiek, door in de aankondiging van een openbare aanbesteding voor diensten, te weten technische ondersteuning aan het geïntegreerde informatiesysteem van IKA [Idryma Koinonikon Asfaliseon: Griekse socialezekerheidsinstelling] alsmede aan de website van IKA en het aanvullen van de databases, voor een periode van 30 maanden (aanbesteding nr. L30/POY/9/5-6-2009 — gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Unie onder nr. 2009/S110-159234), voorwaarden te stellen volgens welke, enerzijds, inschrijvers ervaring moeten hebben met de uitvoering van soortgelijke overeenkomsten bij een Griekse socialezekerheidsinstelling en, anderzijds, de inschrijvers de ervaring van de onderaannemers niet als ervaring kunnen aanvoeren, de krachtens de artikelen 2, 44, lid 2, en 48, gelezen in samenhang met artikel 2, van richtlijn 2004/18/EG (1) op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

de Helleense Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

1)

De aangevoerde schending van de artikelen 44, lid 2, en 48, gelezen in samenhang met artikel 2 van richtlijn 2004/18/EG betreft de aanbestedingsprocedure van IKA, in de hoedanigheid van aanbestedende overheid, met betrekking tot het verlenen van diensten, te weten technische ondersteuning aan het geïntegreerde informatiesysteem van IKA en aan de website van IKA alsmede aanvulling van de databases.

2)

De Commissie is van mening dat de voorwaarde in de aankondiging volgens welke de inschrijvers ervaring moeten hebben met de verwezenlijking van het geïntegreerde informatiesysteem voor een socialezekerheidsinstelling in Griekenland, een geografische voorwaarde vormt die in strijd is met de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie, die in de artikelen 2, 44, lid 2, en 48 van richtlijn 2004/18 zijn verankerd.

3)

De Griekse autoriteiten hebben zich er in hun antwoord op het met redenen omklede advies van de Commissie toe verbonden alle wijzigingen in te voeren overeenkomstig de grief van de Commissie en hebben aldus in wezen de aan de orde zijnde schending toegegeven.

4)

Voorts betoogt de Commissie dat de voorwaarde in de aankondiging volgens welke de inschrijver de ervaring van de onderaannemers niet als eigen ervaring kan aanvoeren, artikel 48 van richtlijn 2004/18 schendt, aangezien de inschrijvers zich volgens die voorwaarde niet op de ervaring van derden kunnen beroepen om aan te tonen dat zij over de vereiste technische bekwaamheid beschikken voor de uitvoering van de aan de orde zijnde overeenkomst.

5)

De Griekse autoriteiten hebben zich in hun antwoord ertoe verbonden om in de aankondiging van de nieuwe aanbesteding uitdrukkelijk te voorzien in de mogelijkheid voor de inschrijvende ondernemingen om zich te beroepen op de relevante ervaring van derden, zoals onderaannemers, en hebben in wezen aldus ook de tweede grief van de Commissie toegegeven.

6)

De Griekse autoriteiten zijn er echter niet in geslaagd een precieze datum te bepalen voor het uitschrijven van de nieuwe aanbesteding en hebben daarentegen beslist om de looptijd van de vorige overeenkomst te verlengen met een beroep op redenen van interne openbare orde.

7)

De Commissie heeft daarenboven vastgesteld dat de aangevoerde schending van voornoemde bepalingen van richtlijn 2004/18 blijft voortduren en dat de aangevoerde redenen geen rechtvaardiging daarvoor vormen en zij heeft het Hof derhalve verzocht om de aan de orde zijnde schending vast te stellen.


(1)  PB L 134, blz. 114.