Zaak C‑672/13

OTP Bank Nyrt

tegen

Magyar Állam

en

Magyar Államkincstár

(verzoek van de Fővárosi Törvényszék om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Staatssteun — Artikel 107, lid 1, VWEU — Begrip ‚staatssteun’ — Woonsubsidie die vóór de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie is verleend aan bepaalde groepen gezinnen — Afwikkeling van de subsidie door kredietinstellingen in ruil voor een staatsgarantie — Artikel 108, lid 3, VWEU — Maatregel die niet vooraf bij de Europese Commissie is aangemeld — Onrechtmatigheid”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 19 maart 2015

  1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Uitlegging van het begrip steun – Daaronder begrepen

    (Art. 108 VWEU en 267 VWEU)

  2. Steunmaatregelen van de staten – Bestaande steunmaatregelen en nieuwe steunmaatregelen – Onderzoek door de Commissie – Uitsluitende bevoegdheid – Bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties – Grenzen

    [Art. 107 VWEU en 108 VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 1, b), i)]

  3. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Steun die met staatsmiddelen is bekostigd – Garantie tot terugbetaling van woningleningen met boeking van de uitgekeerde bedragen op de centrale begroting – Daaronder begrepen

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  4. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Selectiviteit van de maatregel – Garantie tot terugbetaling van woningleningen die aan een gehele economische sector ten goede komt – Daaronder begrepen

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  5. Steunmaatregelen van de staten – Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten – Aantasting van de mededinging – Garantie tot terugbetaling van woningleningen door de staat – Verlening van een voordeel aan de betrokken sector – Ontoelaatbaarheid

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  6. Steunmaatregelen van de staten – Bestaande steunmaatregelen en nieuwe steunmaatregelen – Maatregel die volgens de toetredingsakte van de betrokken staat niet als een bestaande steunmaatregel kan worden aangemerkt – Kwalificatie als nieuwe steun – Verbod van tenuitvoerlegging vóór het eindbesluit van de Commissie – Draagwijdte – Verplichtingen van de nationale rechterlijke instanties – Verplichting om terugbetaling van de onrechtmatige steun te gelasten

    (Art. 107, lid 1, VWEU en 108, lid 3, VWEU)

  7. Steunmaatregelen van de staten – Steun die in strijd met de procedurevoorschriften van artikel 108, lid 3, VWEU is toegekend – Verplichtingen van de nationale rechterlijke instanties – Verplichting om terugbetaling van de onrechtmatige steun te gelasten – Rechtsmiddelen die openstaan voor de begunstigden – Geen

    (Art. 108, lid 3, VWEU)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 26‑32)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 35‑37)

  3.  Een staatsgarantie die voor de overheid de verplichting inhoudt om aan een kredietinstelling onder bepaalde voorwaarden 80 % terug te betalen van het gecumuleerde bedrag van de hoofdsom en de rente van zachte leningen die bij die kredietinstelling zijn afgesloten en oninbaar zijn geworden, en die zijn verstrekt als woonsubsidie voor jongeren en als steun in het kader van een vroegere regeling inzake belastingteruggaaf, is op het eerste gezicht een steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, voor zover de bij de uitbetaling van de garantie gevraagde bedragen worden geboekt op de centrale begroting en met staatsmiddelen worden bekostigd.

    (cf. punten 42, 43 en dictum)

  4.  Ook een steunmaatregel van de staat die een gehele economische sector betreft, kan selectief zijn in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. In dat opzicht kan als selectief worden beschouwd een staatsgarantie die de verplichting inhoudt om aan een kredietinstelling onder bepaalde voorwaarden 80 % terug te betalen van het gecumuleerde bedrag van de hoofdsom en de rente van zachte leningen die bij die kredietinstelling zijn afgesloten en oninbaar zijn geworden, en die zijn verstrekt als woonsubsidie voor jongeren en als steun in het kader van een vroegere regeling inzake belastingteruggaaf, voor zover het de bedoeling is dat die garantie uitsluitend aan de sector van de kredietinstellingen ten goede komt.

    Het is echter de taak van de verwijzende rechterlijke instantie om nader te beoordelen of een dergelijke garantie een selectieve maatregel is. Daarbij dient met name te worden bepaald of die garantie, na wijziging van een nationaal besluit op grond waarvan zij is ingesteld, niet langer alleen aan kredietinstellingen maar ook aan andere ondernemingen kan worden verleend en, zo ja, of de selectiviteit van de garantie daardoor ter discussie kan worden gesteld.

    (cf. punten 49‑52 en dictum)

  5.  Een staatsgarantie die de verplichting inhoudt om aan een kredietinstelling onder bepaalde voorwaarden 80 % terug te betalen van het gecumuleerde bedrag van de hoofdsom en de rente van zachte leningen die bij die kredietinstelling zijn afgesloten en oninbaar zijn geworden, en die zijn verstrekt als woonsubsidie voor jongeren en als steun in het kader van een vroegere regeling inzake belastingteruggaaf, maakt het de kredietinstellingen mogelijk leningen aan te bieden zonder het daaraan verbonden economische risico te dragen. Bijgevolg hoeven kredietinstellingen die een lastgevingsovereenkomst hebben gesloten niet noodzakelijkerwijs te controleren of de kredietnemers solvent zijn, of in een garantiepremie te voorzien. Daarnaast zullen de kredietnemers veelal gebruikmaken van aanvullende diensten die door deze kredietinstellingen worden aangeboden, zoals de opening van een rekening-courant. Derhalve verleent de staatsgarantie die instellingen een voordeel, aangezien zij leidt tot de aangroei van hun clientèle en de verhoging van hun inkomsten.

    Een dergelijke staatsgarantie heeft dus tot gevolg dat de positie van de kredietinstellingen ten opzichte van andere ondernemingen op de markt wordt versterkt en dat het voor ondernemers die in andere lidstaten zijn gevestigd, moeilijker wordt de betrokken nationale markt te betreden. Die garantie kan het handelsverkeer tussen de lidstaten bijgevolg ongunstig beïnvloeden en de mededinging vervalsen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

    (cf. punten 57‑59 en dictum)

  6.  Wanneer een maatregel die nog van toepassing is na de toetreding van een staat tot de Unie en die overheidssteun vormt, noch voldoet aan de voorwaarden van de akte van toetreding van die staat tot de Unie, noch aan de voorwaarden van artikel 1, onder b), van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 EG, thans artikel 108 VWEU, om als bestaande steun te worden beschouwd, moet hij als nieuwe steun worden aangemerkt. Een dergelijke maatregel moet derhalve vooraf bij de Commissie worden aangemeld en kan niet tot uitvoering worden gebracht voordat de procedure tot een eindbesluit heeft geleid.

    In die omstandigheden moet een staatsgarantie waarvan een nationale rechterlijke instantie oordeelt dat het gaat om een steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, worden aangemerkt als een nieuwe steunmaatregel, en dus overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU vooraf worden aangemeld bij de Commissie. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie na te gaan of de betrokken lidstaat die verplichting is nagekomen en, indien dat niet het geval is, die garantie onrechtmatig te verklaren.

    De gevolgen van die onrechtmatigheid bestaan met name in de opheffing van de steunmaatregel door terugvordering om zo de voorheen bestaande situatie te herstellen. Door de terugbetaling van de steun verliest de begunstigde immers het voordeel dat hij op de markt ten opzichte van zijn concurrenten genoot, en wordt de toestand van vóór de steunverlening hersteld. Wanneer zich geen uitzonderlijke omstandigheden voordoen die rechtvaardigen dat de onrechtmatige steun niet wordt terugbetaald, is de nationale rechter in beginsel gehouden terugbetaling daarvan te gelasten overeenkomstig zijn nationale recht.

    (cf. punten 62, 66‑73 en dictum)

  7.  Gesteld dat de Commissie, op het gebied van staatssteun, een garantie tot terugbetaling van woningleningen die door een staat vóór toetreding tot de Unie is gegeven en die nadien als een nieuwe steunmaatregel aan onderzoek wordt onderworpen, bij een nog te geven eindbesluit verenigbaar met de interne markt verklaart, ook dán staat het aan de nationale rechter om overeenkomstig zijn nationale recht terugbetaling van die steun te gelasten. Om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de rechtstreekse werking van artikel 108, lid 3, laatste volzin, VWEU en dat de belangen van de justitiabelen, die de nationale rechterlijke instanties dienen te beschermen, worden geschonden, heeft dat eindbesluit van de Commissie immers niet tot gevolg dat de ongeldigheid van uitvoeringsmaatregelen die in strijd met het in dat artikel neergelegde verbod zijn vastgesteld, achteraf wordt gedekt. Elke andere uitlegging zou in de hand werken dat de betrokken lidstaat artikel 108, lid 3, laatste volzin, niet in acht neemt en zou deze bepaling van haar nuttig effect beroven.

    Wat met name de begunstigden van de staatsgarantie betreft, moet erop worden gewezen dat enerzijds, gelet op het dwingende karakter van het door de Commissie krachtens artikel 108 VWEU uitgeoefende toezicht op de steunmaatregelen van de staten, steun ontvangende ondernemingen in beginsel slechts een gewettigd vertrouwen in de rechtmatigheid van de steun kunnen hebben wanneer de steun met inachtneming van de procedure van dat artikel is toegekend, en anderzijds een behoedzaam ondernemer normaliter in staat zal zijn, zich ervan te vergewissen of deze procedure is gevolgd. In het bijzonder kan de begunstigde van steun, wanneer die is toegekend zonder vooraf bij de Commissie te zijn aangemeld, zodat hij op grond van artikel 108, lid 3, VWEU onrechtmatig is, op dat tijdstip geen gewettigd vertrouwen hebben in de rechtmatigheid van de toekenning van de steun.

    Bijgevolg staan voor begunstigden van een dergelijke staatsgarantie, die in strijd met artikel 108, lid 3, VWEU is toegekend en dus onrechtmatig is, overeenkomstig het Unierecht geen rechtswegen open.

    (cf. punten 76‑79 en dictum)


Zaak C‑672/13

OTP Bank Nyrt

tegen

Magyar Állam

en

Magyar Államkincstár

(verzoek van de Fővárosi Törvényszék om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Staatssteun — Artikel 107, lid 1, VWEU — Begrip ‚staatssteun’ — Woonsubsidie die vóór de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie is verleend aan bepaalde groepen gezinnen — Afwikkeling van de subsidie door kredietinstellingen in ruil voor een staatsgarantie — Artikel 108, lid 3, VWEU — Maatregel die niet vooraf bij de Europese Commissie is aangemeld — Onrechtmatigheid”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 19 maart 2015

  1. Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Grenzen — Uitlegging van het begrip steun — Daaronder begrepen

    (Art. 108 VWEU en 267 VWEU)

  2. Steunmaatregelen van de staten — Bestaande steunmaatregelen en nieuwe steunmaatregelen — Onderzoek door de Commissie — Uitsluitende bevoegdheid — Bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties — Grenzen

    [Art. 107 VWEU en 108 VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 1, b), i)]

  3. Steunmaatregelen van de staten — Begrip — Steun die met staatsmiddelen is bekostigd — Garantie tot terugbetaling van woningleningen met boeking van de uitgekeerde bedragen op de centrale begroting — Daaronder begrepen

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  4. Steunmaatregelen van de staten — Begrip — Selectiviteit van de maatregel — Garantie tot terugbetaling van woningleningen die aan een gehele economische sector ten goede komt — Daaronder begrepen

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  5. Steunmaatregelen van de staten — Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten — Aantasting van de mededinging — Garantie tot terugbetaling van woningleningen door de staat — Verlening van een voordeel aan de betrokken sector — Ontoelaatbaarheid

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  6. Steunmaatregelen van de staten — Bestaande steunmaatregelen en nieuwe steunmaatregelen — Maatregel die volgens de toetredingsakte van de betrokken staat niet als een bestaande steunmaatregel kan worden aangemerkt — Kwalificatie als nieuwe steun — Verbod van tenuitvoerlegging vóór het eindbesluit van de Commissie — Draagwijdte — Verplichtingen van de nationale rechterlijke instanties — Verplichting om terugbetaling van de onrechtmatige steun te gelasten

    (Art. 107, lid 1, VWEU en 108, lid 3, VWEU)

  7. Steunmaatregelen van de staten — Steun die in strijd met de procedurevoorschriften van artikel 108, lid 3, VWEU is toegekend — Verplichtingen van de nationale rechterlijke instanties — Verplichting om terugbetaling van de onrechtmatige steun te gelasten — Rechtsmiddelen die openstaan voor de begunstigden — Geen

    (Art. 108, lid 3, VWEU)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 26‑32)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 35‑37)

  3.  Een staatsgarantie die voor de overheid de verplichting inhoudt om aan een kredietinstelling onder bepaalde voorwaarden 80 % terug te betalen van het gecumuleerde bedrag van de hoofdsom en de rente van zachte leningen die bij die kredietinstelling zijn afgesloten en oninbaar zijn geworden, en die zijn verstrekt als woonsubsidie voor jongeren en als steun in het kader van een vroegere regeling inzake belastingteruggaaf, is op het eerste gezicht een steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, voor zover de bij de uitbetaling van de garantie gevraagde bedragen worden geboekt op de centrale begroting en met staatsmiddelen worden bekostigd.

    (cf. punten 42, 43 en dictum)

  4.  Ook een steunmaatregel van de staat die een gehele economische sector betreft, kan selectief zijn in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. In dat opzicht kan als selectief worden beschouwd een staatsgarantie die de verplichting inhoudt om aan een kredietinstelling onder bepaalde voorwaarden 80 % terug te betalen van het gecumuleerde bedrag van de hoofdsom en de rente van zachte leningen die bij die kredietinstelling zijn afgesloten en oninbaar zijn geworden, en die zijn verstrekt als woonsubsidie voor jongeren en als steun in het kader van een vroegere regeling inzake belastingteruggaaf, voor zover het de bedoeling is dat die garantie uitsluitend aan de sector van de kredietinstellingen ten goede komt.

    Het is echter de taak van de verwijzende rechterlijke instantie om nader te beoordelen of een dergelijke garantie een selectieve maatregel is. Daarbij dient met name te worden bepaald of die garantie, na wijziging van een nationaal besluit op grond waarvan zij is ingesteld, niet langer alleen aan kredietinstellingen maar ook aan andere ondernemingen kan worden verleend en, zo ja, of de selectiviteit van de garantie daardoor ter discussie kan worden gesteld.

    (cf. punten 49‑52 en dictum)

  5.  Een staatsgarantie die de verplichting inhoudt om aan een kredietinstelling onder bepaalde voorwaarden 80 % terug te betalen van het gecumuleerde bedrag van de hoofdsom en de rente van zachte leningen die bij die kredietinstelling zijn afgesloten en oninbaar zijn geworden, en die zijn verstrekt als woonsubsidie voor jongeren en als steun in het kader van een vroegere regeling inzake belastingteruggaaf, maakt het de kredietinstellingen mogelijk leningen aan te bieden zonder het daaraan verbonden economische risico te dragen. Bijgevolg hoeven kredietinstellingen die een lastgevingsovereenkomst hebben gesloten niet noodzakelijkerwijs te controleren of de kredietnemers solvent zijn, of in een garantiepremie te voorzien. Daarnaast zullen de kredietnemers veelal gebruikmaken van aanvullende diensten die door deze kredietinstellingen worden aangeboden, zoals de opening van een rekening-courant. Derhalve verleent de staatsgarantie die instellingen een voordeel, aangezien zij leidt tot de aangroei van hun clientèle en de verhoging van hun inkomsten.

    Een dergelijke staatsgarantie heeft dus tot gevolg dat de positie van de kredietinstellingen ten opzichte van andere ondernemingen op de markt wordt versterkt en dat het voor ondernemers die in andere lidstaten zijn gevestigd, moeilijker wordt de betrokken nationale markt te betreden. Die garantie kan het handelsverkeer tussen de lidstaten bijgevolg ongunstig beïnvloeden en de mededinging vervalsen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

    (cf. punten 57‑59 en dictum)

  6.  Wanneer een maatregel die nog van toepassing is na de toetreding van een staat tot de Unie en die overheidssteun vormt, noch voldoet aan de voorwaarden van de akte van toetreding van die staat tot de Unie, noch aan de voorwaarden van artikel 1, onder b), van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 EG, thans artikel 108 VWEU, om als bestaande steun te worden beschouwd, moet hij als nieuwe steun worden aangemerkt. Een dergelijke maatregel moet derhalve vooraf bij de Commissie worden aangemeld en kan niet tot uitvoering worden gebracht voordat de procedure tot een eindbesluit heeft geleid.

    In die omstandigheden moet een staatsgarantie waarvan een nationale rechterlijke instantie oordeelt dat het gaat om een steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, worden aangemerkt als een nieuwe steunmaatregel, en dus overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU vooraf worden aangemeld bij de Commissie. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie na te gaan of de betrokken lidstaat die verplichting is nagekomen en, indien dat niet het geval is, die garantie onrechtmatig te verklaren.

    De gevolgen van die onrechtmatigheid bestaan met name in de opheffing van de steunmaatregel door terugvordering om zo de voorheen bestaande situatie te herstellen. Door de terugbetaling van de steun verliest de begunstigde immers het voordeel dat hij op de markt ten opzichte van zijn concurrenten genoot, en wordt de toestand van vóór de steunverlening hersteld. Wanneer zich geen uitzonderlijke omstandigheden voordoen die rechtvaardigen dat de onrechtmatige steun niet wordt terugbetaald, is de nationale rechter in beginsel gehouden terugbetaling daarvan te gelasten overeenkomstig zijn nationale recht.

    (cf. punten 62, 66‑73 en dictum)

  7.  Gesteld dat de Commissie, op het gebied van staatssteun, een garantie tot terugbetaling van woningleningen die door een staat vóór toetreding tot de Unie is gegeven en die nadien als een nieuwe steunmaatregel aan onderzoek wordt onderworpen, bij een nog te geven eindbesluit verenigbaar met de interne markt verklaart, ook dán staat het aan de nationale rechter om overeenkomstig zijn nationale recht terugbetaling van die steun te gelasten. Om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de rechtstreekse werking van artikel 108, lid 3, laatste volzin, VWEU en dat de belangen van de justitiabelen, die de nationale rechterlijke instanties dienen te beschermen, worden geschonden, heeft dat eindbesluit van de Commissie immers niet tot gevolg dat de ongeldigheid van uitvoeringsmaatregelen die in strijd met het in dat artikel neergelegde verbod zijn vastgesteld, achteraf wordt gedekt. Elke andere uitlegging zou in de hand werken dat de betrokken lidstaat artikel 108, lid 3, laatste volzin, niet in acht neemt en zou deze bepaling van haar nuttig effect beroven.

    Wat met name de begunstigden van de staatsgarantie betreft, moet erop worden gewezen dat enerzijds, gelet op het dwingende karakter van het door de Commissie krachtens artikel 108 VWEU uitgeoefende toezicht op de steunmaatregelen van de staten, steun ontvangende ondernemingen in beginsel slechts een gewettigd vertrouwen in de rechtmatigheid van de steun kunnen hebben wanneer de steun met inachtneming van de procedure van dat artikel is toegekend, en anderzijds een behoedzaam ondernemer normaliter in staat zal zijn, zich ervan te vergewissen of deze procedure is gevolgd. In het bijzonder kan de begunstigde van steun, wanneer die is toegekend zonder vooraf bij de Commissie te zijn aangemeld, zodat hij op grond van artikel 108, lid 3, VWEU onrechtmatig is, op dat tijdstip geen gewettigd vertrouwen hebben in de rechtmatigheid van de toekenning van de steun.

    Bijgevolg staan voor begunstigden van een dergelijke staatsgarantie, die in strijd met artikel 108, lid 3, VWEU is toegekend en dus onrechtmatig is, overeenkomstig het Unierecht geen rechtswegen open.

    (cf. punten 76‑79 en dictum)