ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

9 oktober 2014 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Douane-unie en gemeenschappelijk douanetarief — Tariefindeling — Post 3822 — Begrip ‚reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik’ — Indicatoren die blootstelling aan een vooraf bepaalde responstemperatuur aanduiden”

In zaak C‑541/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) bij beslissing van 11 september 2013, ingekomen bij het Hof op 16 oktober 2013, in de procedure

Douane Advies Bureau Rietveld

tegen

Hauptzollamt Hannover,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: K. Jürimäe (rapporteur), kamerpresident, M. Safjan en A. Prechal, rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Douane Advies Bureau Rietveld, vertegenwoordigd door B. Rietveld,

het Hauptzollamt Hannover, vertegenwoordigd door T. Röper als gemachtigde,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Caeiros en B.‑R. Killmann als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van postonderverdeling 3822 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”) die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 861/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 (PB L 284, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Douane Advies Bureau Rietveld (hierna: „Rietveld”), een Nederlandse vennootschap, en het Hauptzollamt Hannover (douaneautoriteit van Hannover), over de tariefindeling van twee producten die worden verhandeld respectievelijk onder de benamingen „WarmMark” en „ColdMark” (hierna tezamen: „producten aan de orde in het hoofdgeding”).

Toepasselijke bepalingen

GN

3

De GN is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (WCO), en is ingevoerd bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen. Dit verdrag is samen met het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). De GN neemt de posten en postonderverdelingen van het GS over.

4

Het tweede deel van de GN bevat een afdeling VI, „Producten van de chemische en van de aanverwante industrieën”, dat de hoofdstukken 28 tot en met 38 omvat.

5

Hoofdstuk 38 van de GN draagt het opschrift „Diverse producten van de chemische industrie”. Dat hoofdstuk omvat onder meer post 3822, die luidt: „Reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, op een drager, alsmede bereide reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, al dan niet op een drager, andere dan die bedoeld bij post 3002 of 3006; gecertificeerde referentiematerialen”. De goederen die in deze post zijn ingedeeld, zijn vrijgesteld van douanerechten.

6

GN-post 3824 is als volgt geformuleerd: „Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen”. Postonderverdeling 3824 90 97 is een restonderverdeling die de producten omvat die niet elders zijn genoemd of elders onder begrepen zijn. Voor goederen die onder die postonderverdeling vallen, geldt een douanerecht van 6,5 %.

GS-toelichtingen

7

De WCO keurt, onder de voorwaarden als bepaald in artikel 8 van het in punt 3 van het onderhavige arrest genoemde verdrag, de toelichtingen en de indelingsadviezen goed die worden vastgesteld door het comité voor het GS. Die toelichtingen zijn, in de versie van 2007, van toepassing op het hoofdgeding.

8

De GS-toelichting op post 3822 luidt als volgt:

„Deze post omvat reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik op een drager en bereide reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, met uitzondering van reageermiddelen voor diagnose bedoeld bij post 30.02, reageermiddelen bestemd om aan de patiënt te worden toegediend en reageermiddelen voor het bepalen van bloedgroepen of van bloedfactoren, bedoeld bij post 30.06. De post omvat eveneens gecertificeerde referentiematerialen. Reageermiddelen voor diagnose worden gebruikt bij de evaluatie van fysische, biofysische of biochemische processen en toestanden bij dieren en bij mensen. Hun functies steunen op een meetbare of waarneembare verandering van hun samenstellende biologische of chemische bestanddelen. De bereide reageermiddelen voor diagnose bedoeld bij deze post kunnen een functie hebben die analoog is aan die van reageermiddelen bestemd om aan de patiënt te worden toegediend (onderverdeling 3006,30) met dat verschil dat zij worden gebruikt in vitro, eerder dan in vivo. Bereide reageermiddelen voor laboratoriumgebruik omvatten niet alleen reageermiddelen voor diagnose, maar ook andere analytische reageermiddelen gebruikt voor andere doeleinden dan detectie of diagnose. Bereide reageermiddelen voor laboratoriumgebruik en voor diagnose kunnen worden gebruikt in medische, veeartsenijkundige, wetenschappelijke of industriële laboratoria, in ziekenhuizen, in de industrie, op het veld of in bepaalde gevallen thuis.

Reageermiddelen bedoeld bij deze post worden aangeboden zowel op een drager, als in de vorm van bereidingen en in dat laatste geval bestaan zij uit meer dan één bestanddeel. Zij kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een intentioneel mengsel van twee of meer reageermiddelen of uit één enkel reageermiddel opgelost in een ander oplosmiddel dan water. Zij kunnen ook voorkomen in de vorm van papier, kunststof of andere stoffen (gebruikt als onderlaag of als drager), geïmpregneerd of bedekt met een of meer reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, zoals lakmoes-, zuurtegraad‑ of poolreageerpapier of als vooraf met een deklaag beklede plaatjes voor immunologische testen. De reageermiddelen bedoeld bij deze post kunnen ook zijn opgemaakt in de vorm van kits, bestaande uit verschillende bestanddelen ook indien een of meer van die bestanddelen geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen zijn bedoeld bij hoofdstuk 28 of bij hoofdstuk 29, synthetische kleurstoffen bedoeld bij post 32.04 of elke andere stof die, indien afzonderlijk aangeboden, in een andere post zou worden ingedeeld. Voorbeelden van dergelijke kits zij die voor het bepalen van de aanwezigheid van glucose in het bloed, van ketonen in urine, enz. en die op basis van enzymen. Diagnostische kits die echter het wezenlijke karakter vertonen van producten bedoeld bij de posten 30.02 of 30.06 (bijvoorbeeld die op basis van monoclonale of polyclonale antilichamen) zijn uitgezonderd.

De reageermiddelen bedoeld bij deze post moeten duidelijk herkenbaar zijn als zijnde bestemd om enkel te worden gebruikt als reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik. Dit moet duidelijk blijken uit hun samenstelling, uit de etikettering, uit aanwijzingen voor het gebruik in vitro of voor laboratoriumgebruik, uit de aanduiding van de specifieke diagnostische test die zal worden uitgevoerd of uit de fysische vorm waarin zij worden aangeboden (bijvoorbeeld op een onderlaag of op een drager).

Met uitzondering van de producten van hoofdstuk 28 of 29, heeft post 3822 voor de indeling van gecertificeerde referentiematerialen voorrang boven alle andere posten van de nomenclatuur.

[...]”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

9

Rietveld heeft bij het Hauptzollamt Hannover een verzoek ingediend om een bindende tariefinlichting voor de producten aan de orde in het hoofdgeding. Met dit verzoek werd beoogd bevestiging te krijgen dat deze producten onder GN-post 3822 vielen.

10

Die producten zijn eenmalig te gebruiken temperatuurindicatoren die door een kleurverandering onomkeerbaar aantonen of een hogere of lagere temperatuur dan een bepaalde drempel is bereikt (hierna: „responstemperatuur”). Zij kunnen op voor temperatuurverschillen gevoelige goederen worden geplakt, zoals vaccins of farmaceutische en chemische producten, teneinde de temperatuurcondities waaraan deze producten tijdens hun opslag of vervoer waren blootgesteld, te controleren. Er zijn verscheidene versies van het product beschikbaar, met verschillende responstemperaturen. Bepaalde versies kunnen aanwijzingen verschaffen over de duur van de blootstelling aan die temperaturen.

11

Het zogeheten product „WarmMark” bestaat schematisch uit twee door een kleurloze folie van elkaar gescheiden papierstroken met een papieren omhulsel. De onderste papierstrook is doordrenkt met een rode substantie en is van buitenaf niet zichtbaar. De bovenste papierstrook is wit en is van buitenaf door kleine folievensters in de papieromhulling zichtbaar. Wanneer de scheidingsfolie wordt verwijderd, komen de twee papierstroken met elkaar in direct contact. Wanneer de responstemperatuur wordt bereikt of overschreden, verplaatst de rode substantie, die vloeibaar wordt bij een temperatuur die identiek is aan de responstemperatuur, zich door de capillaire werking en verkleurt deze aldus de witte strook. Door het folievenster heen kan dan worden afgelezen of de responstemperatuur was bereikt. De mate van roodverkleuring verschaft aanwijzingen over de duur van de blootstelling aan de responstemperatuur.

12

Het zogeheten product „ColdMark” is een indicator van gel bestaande uit een in een plastic omhulsel geplaatst buisje waarvan het uiteinde de vorm van een ronde holte heeft. Alleen dit uiteinde is door het plastic omhulsel heen zichtbaar. Het is gevuld met een kleurloze vloeistof, terwijl het onzichtbare deel van het buisje een paarse vloeistof bevat. Wanneer de luchttemperatuur daalt tot onder de op de papierstrook aangegeven drempeltemperatuur, dan wordt, door de volumecontractie van de kleurloze vloeistof in de holte, de kleuroplossing uit het buisje aangezogen en treedt de onomkeerbare paarse verkleuring van de aanvankelijk kleurloze vloeistof op.

13

In januari 2011 heeft het Hauptzollamt Hannover twee bindende tariefinlichtingen afgegeven waarin het de producten aan de orde in het hoofdgeding heeft ingedeeld in GN-postonderverdeling 3824 90 97, als producten van de chemische industrie elders genoemd noch elders onder begrepen.

14

Rietveld heeft bij het Hauptzollamt Hannover bezwaar gemaakt tegen deze bindende tariefinlichtingen. Op 19 september 2011 heeft het het bezwaar van verzoekster in het hoofdgeding afgewezen op grond dat voor de indeling in GN-postonderverdeling 3822 vereist is dat bij het gebruik van het product een chemische of biochemische reactie plaatsvindt. Volgens deze douaneautoriteit berusten de verkleuringen die bij het gebruik van de producten aan de orde in het hoofdgeding optreden, op een fysisch proces, te weten de verplaatsing van kleurvloeistoffen, en niet op een chemisch proces.

15

Verzoekster heeft zich tot de verwijzende rechter gewend opdat de producten aan de orde in het hoofdgeding in GN-post 3822 zouden worden ingedeeld. Tot staving van haar vordering heeft zij de brief overgelegd van de heer de Wolf, functionaris van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, die tot de slotsom komt dat deze producten onder GN-post 3822 vallen.

16

De verwijzende rechter zet uiteen dat hij instemt met de uitlegging van het Hauptzollamt Hannover, volgens welke de producten aan de orde in het hoofdgeding niet onder GN-post 3822 vallen daar het begrip „reageermiddel” daarin een chemisch proces veronderstelt, terwijl de werking van deze producten op een fysisch proces berust. Deze rechter meent echter dat de uitlegging van het begrip „reageermiddel” niet volledig zeker is.

17

Daarop heeft het Finanzgericht Hamburg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Dient het in GN-post 3822 in de omschrijving ‚reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik’ gebruikte begrip ‚reageermiddel’ aldus te worden opgevat dat het daarbij moet gaan om een substantie die ertoe dient, door het ondergaan van een chemische verandering als gevolg van een chemische reactie op, of met, een te onderzoeken stof, een toestand of eigenschap van deze stof aan te tonen?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

18

Vooraf dient eraan te worden herinnerd dat volgens vaste rechtspraak in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof, het de taak is van het Hof om de nationale rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan deze het bij hem aanhangige geding kan beslechten. Met het oog hierop moet het Hof de hem voorgelegde vragen eventueel herformuleren (arrest Lukoyl Neftohim Burgas, C‑330/13, EU:C:2014:1757, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

19

In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de verwijzende rechter met zijn vraag in wezen wenst te vernemen hoe GN-post 3822 moet worden uitgelegd met het oog op de tariefindeling van producten met kenmerken als die van de producten die in het hoofgeding aan de orde zijn.

20

Bijgevolg moet de prejudiciële vraag worden geacht erop betrekking te hebben of GN-post 3822 betreffende reageermiddelen voor diagnose en voor laboratoriumgebruik in die zin moet worden uitgelegd dat temperatuurindicatoren, zoals de producten aan de orde in het hoofdgeding, die door een kleurverandering als gevolg van de variatie in het volume van de vloeistoffen die zij bevatten, onomkeerbaar aanduiden of een responstemperatuur was bereikt, onder deze post vallen.

21

Het is vaste rechtspraak dat het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals omschreven in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken. De door de Europese Commissie met betrekking tot de GN en door de WCO met betrekking tot het GS opgestelde toelichtingen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (arrest Sysmex Europe, C‑480/13, EU:C:2014:2097, punten 29 en 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

22

Voorts dient erop te worden gewezen dat de bestemming van het product een objectief indelingscriterium kan zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product, waarbij de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (arrest Sysmex Europe, EU:C:2014:2097, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

23

In casu zijn de in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten bestemd om te worden gebruikt als temperatuurindicatoren. Deze producten hebben als functie om, nadat zij op voor temperatuurverschillen bijzonder gevoelige goederen zijn geplakt, aan te duiden of die goederen tijdens het vervoer of de opslag ervan blootgesteld zijn geweest aan een vooraf bepaald temperatuurniveau.

24

De producten aan de orde in het hoofdgeding worden noch in de tekst van de GN-post 3822, noch in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken van de GN uitdrukkelijk vermeld. De tekst van GN-post 3822 betreft immers met name „reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, op een drager, alsmede bereide reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik”.

25

Volgens de GS-toelichting die betrekking heeft op post 3822, omvat deze post verschillende typen reageermiddelen, te weten reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik.

26

Wat de reageermiddelen voor diagnose betreft, blijkt uit die toelichting dat zij worden gebruikt bij de evaluatie van fysische, biofysische of biochemische processen en toestanden bij dieren en bij mensen en dat hun functies op een meetbare of waarneembare verandering van hun samenstellende biologische of chemische bestanddelen berusten (zie in die zin arrest Sysmex Europe, EU:C:2014:2097, punt 34).

27

In dit verband moet worden vastgesteld dat de producten aan de orde in het hoofdgeding, gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen alsmede hun bestemming, niet binnen de categorie van reageermiddelen voor diagnose vallen.

28

Ten eerste blijkt immers uit de door de verwijzende rechter gegeven omschrijving dat deze producten, hoewel zij kunnen worden gebruikt bij het vervoer en de opslag van producten van biologische oorsprong, zoals bloed, nooit – direct dan wel indirect – een reactie aangaan daarmee.

29

Ten tweede worden de producten aan de orde in het hoofdgeding niet gebruikt voor de evaluatie van fysische, biofysische of biochemische processen en toestanden bij dieren of bij mensen. Deze producten zijn immers indicatoren voor de luchttemperatuur en evalueren niet dergelijke processen of toestanden.

30

Ten derde berust de functie van de producten aan de orde in het hoofdgeding niet op een verandering van de stoffen waaruit zij bestaan, als gevolg van een reactie met de producten waarop zij bestemd zijn te worden gebruikt, ongeacht de aard van die reactie.

31

Gelet op het voorgaande vallen de producten aan de orde in het hoofdgeding niet in de categorie van reageermiddelen voor diagnose in de zin van GN-post 3822.

32

Dezelfde slotsom gaat op voor reageermiddelen voor laboratoriumgebruik. De GS-toelichting op post 3822 laat niet de opvatting toe dat een reageermiddel voor laboratoriumgebruik, anders dan een reageermiddel voor diagnose, onder deze post zou kunnen vallen zonder dat de functie ervan berust op een verandering van de stoffen waaruit het bestaat, ten gevolge van een reactie met de producten waarop het bestemd is te worden gebruikt.

33

Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat GN-post 3822 betreffende reageermiddelen voor diagnose en voor laboratoriumgebruik in die zin moet worden uitgelegd dat temperatuurindicatoren, zoals de producten aan de orde in het hoofdgeding, die door een kleurverandering als gevolg van de variatie in het volume van de vloeistoffen die zij bevatten, onomkeerbaar aanduiden of een responstemperatuur was bereikt, niet onder deze post vallen.

Kosten

34

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

 

Post 3822 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 861/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010, moet in die zin worden uitgelegd dat temperatuurindicatoren, zoals de onder de benaming „WarmMark” en „ColdMark” verhandelde producten, die door een kleurverandering als gevolg van de variatie in het volume van de vloeistoffen die zij bevatten, onomkeerbaar aanduiden of een hogere of een lagere temperatuur dan een bepaalde drempel was bereikt, niet onder deze post vallen.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.