ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)
13 mei 2015 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing — Auteursrecht — Richtlijn 2001/29/EG — Artikel 4, lid 1 — Distributierecht — Begrip ‚distributie onder het publiek’ — Handelaar die zich in een lidstaat bevindt en die via zijn website, via mailing en in de pers in een andere lidstaat verkoopaanbiedingen doet en reclame maakt — Reproductie van auteursrechtelijk beschermde meubelen die te koop worden aangeboden zonder toestemming van de houder van het uitsluitende distributierecht — Aanbieding of reclame die niet leidt tot koop van het origineel of kopieën van een beschermd werk”
In zaak C‑516/13,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) bij beslissing van 11 april 2013, ingekomen bij het Hof op 27 september 2013, in de procedure
Dimensione Direct Sales Srl,
Michele Labianca
tegen
Knoll International SpA,
wijst
HET HOF (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, K. Jürimäe (rapporteur), J. Malenovský, M. Safjan en A. Prechal, rechters,
advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,
griffier: K. Malacek, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 11 september 2014,
gelet op de opmerkingen van:
— |
Dimensione Direct Sales Srl, vertegenwoordigd door H.‑C. Salger, Rechtsanwalt, |
— |
M. Labianca, vertegenwoordigd door S. Dittl, Rechtsanwalt, |
— |
Knoll International SpA, vertegenwoordigd door M. Goldmann, Rechtsanwalt, |
— |
de Spaanse regering, vertegenwoordigd door L. Banciella Rodríguez-Miñón als gemachtigde, |
— |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. W. Bulst en J. Samnadda als gemachtigden, |
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 4 december 2014,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geschil tussen enerzijds de vennootschap naar Italiaans recht Dimensione Direct Sales Srl (hierna: „Dimensione”) en M. Labianca, en anderzijds de vennootschap naar Italiaans recht Knoll International SpA (hierna: „Knoll”), over een gestelde inbreuk op het uitsluitende distributierecht van Knoll die voortvloeit uit de omstandigheid dat Dimensione reproducties van auteursrechtelijk beschermde meubelen in Duitsland te koop heeft aangeboden door middel van een gerichte, voor deze lidstaat bedoelde reclamecampagne. |
Toepasselijke bepalingen
Internationaal recht
3 |
De Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) heeft op 20 december 1996 te Genève het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht (hierna: „WCT”) vastgesteld, dat namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 2000/278/EG van de Raad van 16 maart 2000 (PB L 89, blz. 6). |
4 |
Artikel 6, lid 1, van het WCT, met het opschrift „Distributierecht”, bepaalt: „Auteurs van werken van letterkunde en kunst hebben het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor het door verkoop of andere overgang van eigendom voor het publiek beschikbaar stellen van het origineel en de exemplaren van hun werken.” |
Recht van de Unie
5 |
De overwegingen 9 tot en met 11 en 28 van richtlijn 2001/29 luiden als volgt:
[...]
|
6 |
Artikel 4 van deze richtlijn, met het opschrift „Distributierecht”, bepaalt: „1. De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitende recht, elke vorm van distributie onder het publiek van het origineel van hun werken of kopieën daarvan, door verkoop of anderszins, toe te staan of te verbieden. 2. Het distributierecht met betrekking tot het origineel of kopieën van een werk is in de [Unie] alleen dan uitgeput, wanneer de eerste verkoop of andere eigendomsovergang van dat materiaal in de [Unie] geschiedt door de rechthebbende of met diens toestemming.” |
Duits recht
7 |
Volgens § 15, lid 1, onder 2, van de Duitse wet betreffende het auteursrecht en naburige rechten (Gesetz über Urheberrecht und verwandte Schutzrechte – Urheberrechtsgesetz) van 9 september 1965 (BGBl. 1965 I, blz. 1273) heeft de auteur het uitsluitende recht om zijn werk in materiële vorm te exploiteren. Dit recht omvat met name het distributierecht. |
8 |
§ 17, lid 1, van deze wet, zoals gewijzigd, luidt als volgt: „Het distributierecht is het recht om het origineel of kopieën van het werk aan te bieden aan het publiek of in de handel te brengen. [...]” |
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
9 |
Knoll behoort tot de groep Knoll, waarvan de moedermaatschappij, Knoll Inc., is gevestigd in Pennsylvania (Verenigde Staten). Deze groep produceert en verkoopt wereldwijd hoogwaardig meubilair. Knoll distribueert onder meer de fauteuil „Wassily” en de tafel „Laccio”, beide ontworpen door Marcel Breuer, alsmede de fauteuil, de kruk, de ligstoel en de tafel van het type „Barcelona”, de stoelen „Brno” en „Prag”, en de fauteuil „Freischwinger”, alle ontworpen door Ludwig Mies van der Rohe (hierna gezamenlijk: „beschermde ontwerpen”). Knoll is gemachtigd om de uitsluitende auteursrechten van haar moedermaatschappij uit te oefenen ten behoeve van de exploitatie van deze beschermde ontwerpen in Duitsland. |
10 |
Dimensione is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, waarvan Labianca de bestuurder is. Zij distribueert in Europa via directe verkoop designermeubilair en biedt op haar website meubelen te koop aan. |
11 |
In de jaren 2005 en 2006 heeft Dimensione in verschillende Duitse dagbladen en tijdschriften, alsmede in een reclamefolder, reclame gemaakt voor meubelen die zij op haar, ook in het Duits beschikbare, website te koop aanbood en die overeenkomsten vertoonden met beschermde ontwerpen, waarbij zij het volgende vermeldde: „U koopt uw meubelen al in Italië, maar betaalt pas bij afhalen of levering door een vervoerder aan wie u kunt betalen (desgewenst verzorgen wij dit).” |
12 |
Omdat Knoll van mening was dat door Dimensione te koop aangeboden meubelen imitaties of namaakproducten van de beschermde ontwerpen waren, heeft zij Dimensione en Labianca gedagvaard voor het Landgericht Hamburg (regionale rechtbank van Hamburg) om hun te laten verbieden deze meubelen in Duitsland te koop aan te bieden. Ter ondersteuning van haar beroep heeft Knoll aangevoerd dat deze meubelen als werken van toegepaste kunst auteursrechtelijk beschermd waren. Door in Duitsland reclame te maken voor kopieën van beschermde werken heeft Dimensione volgens Knoll inbreuk gemaakt op het recht dat zij en haar moedermaatschappij ontlenen aan § 17, lid 1, van de wet van 9 september 1965 betreffende het auteursrecht en naburige rechten, zoals gewijzigd. |
13 |
Het Landgericht Hamburg heeft de vordering van Knoll toegewezen. Het Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburg (hogere regionale rechtbank van Hamburg) heeft op het hoger beroep van Dimensione en Labianca het in eerste aanleg gegeven oordeel bevestigd. Laatstgenoemden hebben daarop beroep in „Revision” ingesteld bij het Bundesgerichtshof. |
14 |
Deze rechter wijst erop dat het succes van dit beroep afhangt van de uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 en met name van de vraag of het in die bepaling vervatte distributierecht het recht omvat om het origineel of kopieën van een beschermd werk aan het publiek te koop aan te bieden. Ingeval deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, rijzen twee verdere vragen, te weten, ten eerste, of het recht om het origineel van een beschermd werk of kopieën ervan aan het publiek te koop aan te bieden ook het uitsluitende recht omvat om voor dit materiaal reclame te maken, en, ten tweede, of het distributierecht wordt geschonden wanneer op grond van het verkoopaanbod geen koop van een dergelijk origineel of dergelijke kopieën tot stand komt. De verwijzende rechter is van opvatting dat deze vragen bevestigend dienen te worden beantwoord. |
15 |
In deze omstandigheden heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
|
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Ontvankelijkheid
16 |
Vooraf dient te worden opgemerkt dat Dimensione en Labianca in wezen betogen dat de eerste vraag hypothetisch is aangezien het daarin gebruikte woord „aanbieden” verwijst naar een aanbod tot sluiting van een overeenkomst, dat uit de aard der zaak bindend is voor de verkoper, terwijl de feiten van het hoofdgeding enkel betrekking hebben op reclame-uitingen die de verkoper op grond van het Duitse recht niet binden, maar slechts gelden als een tot potentiële kopers gerichte uitnodiging om de verkoper een aanbod tot koop te doen. |
17 |
In dit verband volstaat het om eraan te herinneren dat er volgens vaste rechtspraak van het Hof een vermoeden van relevantie rust op de vragen betreffende de uitlegging van het Unierecht die de nationale rechter heeft gesteld binnen het onder zijn eigen verantwoordelijkheid geschetste wettelijke en feitelijke kader (zie met name arrest X, C‑651/11, EU:C:2013:346, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Het Hof kan een verzoek van een nationale rechter slechts afwijzen wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het recht van de Unie geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, of wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen (arrest Chartered Institute of Patent Attorneys, C‑307/10, EU:C:2012:361, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
18 |
Dat is hier niet het geval. Het hoofdgeding heeft immers betrekking op de handelspraktijk van Dimensione die bestaat in verkoopaanbiedingen en reclame-uitingen die niet leiden tot koop van de beschermde werken. |
19 |
Bijgevolg moet de eerste vraag ontvankelijk worden geacht. |
Ten gronde
20 |
Met zijn prejudiciële vragen, die gezamenlijk dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat de degene die met betrekking tot een beschermd werk het uitsluitende distributierecht heeft zich, er op grond van die bepaling tegen kan verzetten dat voor het origineel of een kopie van dat werk een verkoopaanbod wordt gedaan of reclame wordt gemaakt, zelfs indien niet zou vaststaan dat een zich in de Unie bevindende koper het beschermde object op grond van dit aanbod of deze reclame heeft gekocht. |
21 |
Overeenkomstig deze bepaling wordt aan auteurs het uitsluitende recht toegekend elke vorm van distributie onder het publiek van het origineel van hun werken of kopieën daarvan, door verkoop of anderszins, toe te staan of te verbieden. |
22 |
Er zij aan herinnerd dat het begrip „distributie” in de zin van de genoemde bepaling een autonoom Unierechtelijk begrip vormt waarvan de uitlegging niet afhankelijk kan zijn van het recht dat van toepassing is op transacties waarbij distributie plaatsvindt (zie in deze zin arrest Donner, C‑5/11, EU:C:2012:370, punt 25). |
23 |
Voorts blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat het begrip „distributie” in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 moet worden uitgelegd in overeenstemming met artikel 6, lid 1, van het WCT, aangezien met deze richtlijn wordt beoogd in de Unie te voldoen aan de verplichtingen die met name krachtens het WCT op haar rusten, en de bepalingen van Unierecht volgens vaste rechtspraak zo veel mogelijk tegen de achtergrond van het volkenrecht moeten worden uitgelegd, in het bijzonder wanneer dergelijke bepalingen juist strekken tot tenuitvoerlegging van een door de Unie gesloten internationale overeenkomst (arrest Donner, C‑5/11, EU:C:2012:370, punt 23). |
24 |
Het begrip „distributie onder het publiek [...] door verkoop” in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 heeft dus dezelfde betekenis als de woorden „door verkoop [...] voor het publiek beschikbaar stellen” in artikel 6, lid 1, van het WCT (zie in deze zin arrest Donner, C‑5/11, EU:C:2012:370, punt 24). |
25 |
Rekening houdend met deze context heeft het Hof aldus vastgesteld dat distributie onder het publiek bestaat uit een reeks handelingen die in ieder geval gaat van de sluiting van een verkoopovereenkomst tot de uitvoering ervan door levering aan een lid van het publiek. Een handelaar is dus aansprakelijk voor elke door hemzelf of voor zijn rekening verrichte handeling die leidt tot „distributie onder het publiek” in een lidstaat waar de verspreide goederen auteursrechtelijk worden beschermd (arresten Donner, C‑5/11, EU:C:2012:370, punten 26 en 27, en Blomqvist, C‑98/13, EU:C:2014:55, punt 28). |
26 |
Uit deze rechtspraak, en met name de door het Hof gebezigde woorden „in ieder geval”, komt naar voren dat niet is uitgesloten dat aan de sluiting van een koopovereenkomst voorafgaande verrichtingen of handelingen eveneens kunnen vallen onder het begrip „distributie” en uitsluitend zijn voorbehouden aan houders van het auteursrecht. |
27 |
Daar waar het Hof reeds heeft vastgesteld dat distributie onder het publiek bewezen moet worden geacht bij sluiting van een overeenkomst tot verkoop en verzending (arrest Blomqvist, C‑98/13, EU:C:2014:55, punt 29), is dit eveneens het geval bij een aanbod tot sluiting van een koopovereenkomst dat bindend is voor de aanbieder. Een dergelijk aanbod vormt immers naar zijn aard een aan de totstandkoming van de verkoop voorafgaande handeling. |
28 |
Een uitnodiging om een aanbod te doen en vrijblijvende reclame met betrekking tot een beschermd object behoren eveneens tot de reeks handelingen die worden verricht met het doel om dit object te verkopen. Het Hof heeft immers in punt 30 van het arrest Donner (C‑5/11, EU:C:2012:370) geoordeeld dat een handelaar die zijn reclame richt op leden van het publiek in een bepaalde lidstaat en voor hen een specifieke wijze van levering en betaling creëert of beschikbaar stelt, zodat deze leden van het publiek kopieën van in die lidstaat auteursrechtelijk beschermde werken kunnen laten leveren, in de lidstaat waar de levering plaatsvindt „distributie onder het publiek” in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 verricht. |
29 |
Het Hof heeft eveneens geoordeeld dat uit een derde land afkomstige goederen die een kopie zijn van een in de Unie door een auteursrecht beschermd product, inbreuk kunnen maken op dat recht wanneer is bewezen dat zij bestemd zijn om in de Unie te worden verhandeld, waarbij dit bewijs met name is geleverd wanneer blijkt dat deze goederen aan een klant in de Unie zijn verkocht of voor deze goederen een verkoopaanbieding is gedaan aan of reclame is gemaakt bij de consumenten van de Unie (zie in deze zin arrest Blomqvist, C‑98/13, EU:C:2014:55, punt 32). |
30 |
Dezelfde uitlegging geldt naar analogie in geval van een commerciële verrichting zoals een verkoopaanbieding of een reclame die de zich in een lidstaat bevindende handelaar via zijn website richt aan consumenten op het grondgebied van een andere lidstaat waarin het betrokken materiaal auteursrechtelijk beschermd is. |
31 |
Er kan immers sprake zijn van een inbreuk op het uitsluitende distributierecht als bedoeld in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 wanneer een handelaar die geen houder is van het auteursrecht, beschermde werken of kopieën daarvan te koop aanbiedt en via zijn website, door middel van een mailing of in de pers reclame richt tot consumenten op het grondgebied van de lidstaat waarin deze werken zijn beschermd, teneinde hen uit te nodigen tot aankoop ervan. |
32 |
Uit deze slotsom vloeit voort dat het voor de constatering van een inbreuk op het distributierecht geen verschil maakt dat er na deze reclame geen eigendomsoverdracht van het beschermde werk of van de kopie ervan aan de koper plaatsvindt. |
33 |
Het Hof heeft immers in het arrest Peek & Cloppenburg (C‑456/06, EU:C:2008:232, punten 33, 36 en 41), dat betrekking had op de mogelijkheid om reproducties van een beschermd werk te gebruiken, weliswaar geoordeeld dat distributie onder het publiek van het origineel van een werk of een kopie daarvan in de zin van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29, eigendomsoverdracht van deze zaak impliceert, maar dat laat onverlet dat een inbreuk op het distributierecht kan worden vastgesteld zodra door middel van gerichte reclame een aanbod tot verwerving van de eigendom van het origineel of een kopie ervan wordt gedaan aan consumenten op het grondgebied van de lidstaat waarin dit werk beschermd is. |
34 |
Deze uitlegging strookt met de doelstellingen van genoemde richtlijn zoals deze blijken uit de overwegingen 9 tot en met 11 ervan, volgens welke bij de harmonisatie van het auteursrecht steeds van een hoog beschermingsniveau moet worden uitgegaan, de auteurs een passende beloning voor het gebruik van hun werk moeten kunnen ontvangen en het systeem tot bescherming van het auteursrecht strikt en doelmatig moet zijn (zie arrest Peek & Cloppenburg, C‑456/06, EU:C:2008:232, punt 37). |
35 |
Gelet op een en ander dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat degene die met betrekking tot een beschermd werk het uitsluitende distributierecht heeft, zich er op grond van die bepaling tegen kan verzetten dat voor het origineel of een kopie van dat werk een verkoopaanbod wordt gedaan of gerichte reclame wordt gemaakt, zelfs indien niet zou vaststaan dat een zich in de Unie bevindende koper het beschermde object op grond van deze reclame heeft gekocht, voor zover die reclame consumenten die zich bevinden in een lidstaat waarin dat werk auteursrechtelijk beschermd is, uitnodigt tot koop ervan over te gaan. |
Kosten
36 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht: |
Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat degene die met betrekking tot een beschermd werk het uitsluitende distributierecht heeft, zich er op grond van die bepaling tegen kan verzetten dat voor het origineel of een kopie van dat werk een verkoopaanbod wordt gedaan of gerichte reclame wordt gemaakt, zelfs indien niet zou vaststaan dat een zich in de Unie bevindende koper het beschermde object op grond van deze reclame heeft gekocht, voor zover die reclame consumenten die zich bevinden in een lidstaat waarin dat werk auteursrechtelijk beschermd is, uitnodigt tot koop ervan over te gaan. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Duits.