ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)

10 september 2014 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Vrij verkeer van goederen — Maatregelen van gelijke werking — Richtlijn 2004/22/EG — Metrologische verificaties van meetinstallaties — Warmwatermeter die aan alle voorschriften van die richtlijn voldoet en op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) is aangesloten — Verbod om deze meter te gebruiken zonder voorafgaande metrologische verificatie van de installatie”

In zaak C‑423/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) bij beslissing van 25 juni 2013, ingekomen bij het Hof op 25 juli 2013, in de procedure

„Vilniaus energija” UAB

tegen

Lietuvos metrologijos inspekcijos Vilniaus apskrities skyrius,

wijst

HET HOF (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: R. Silva de Lapuerta, kamerpresident, K. Lenaerts (rapporteur), vicepresident van het Hof, J. L. da Cruz Vilaça, J.‑C. Bonichot en A. Arabadjiev, rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

„Vilniaus energija” UAB, vertegenwoordigd door L. Samuolis,

de Litouwse regering, vertegenwoordigd door D. Kriaučiūnas en V. Kazlauskaitė-Švenčionienė als gemachtigden,

de Belgische regering, vertegenwoordigd door T. Materne en J.‑C. Halleux als gemachtigden,

de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Zavvos en J. Jokubauskaitė als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 34 VWEU en richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PB L 135, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen „Vilniaus energija” UAB (hierna: „Vilniaus energija”) en de Lietuvos metrologijos inspekcijos Vilniaus apskrities skyrius (districtafdeling van Vilnius van de metrologische inspectie van Litouwen; hierna: „metrologijos inspekcija”) over een beroep tot nietigverklaring van een door laatstgenoemde vastgesteld besluit inzake het gebruik van meetresultaten van watermeters die zijn aangesloten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie).

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

3

In de punten 3, 4, 10 en 17 van de considerans van richtlijn 2004/22 staat te lezen:

„(3)

Wettelijke metrologische controle mag niet leiden tot belemmering van het vrije verkeer van meetinstrumenten. De betreffende bepalingen moeten in alle lidstaten dezelfde zijn en bewijzen van overeenstemming moeten overal in de Gemeenschap worden aanvaard.

(4)

Wettelijke metrologische controle betekent dat aan bepaalde prestatie-eisen moet worden voldaan. De prestatie-eisen waaraan de meetinstrumenten moeten voldoen, moeten een hoge mate van bescherming bieden. De overeenstemmingsbeoordeling moet een hoge mate van betrouwbaarheid bieden.

[...]

(10)

Om rekening te houden met verschillende klimaatomstandigheden of verschillende niveaus van consumentenbescherming op nationaal niveau, kan het nodig zijn om in het kader van essentiële eisen omgevings- of nauwkeurigheidsklassen vast te stellen.

[...]

(17)

De lidstaten mogen niet verhinderen dat meetinstrumenten waarop de CE-markering en aanvullende metrologische markering zijn aangebracht, in de handel worden gebracht en/of in gebruik worden genomen overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn.”

4

Deze richtlijn is luidens artikel 1 ervan, met als opschrift „Werkingssfeer”, van toepassing op „apparaten en systemen met een meetfunctie die zijn omschreven in de instrumentspecifieke bijlagen betreffende watermeters (MI-001)”.

5

Artikel 2, lid 1, van de richtlijn bepaalt:

„De lidstaten kunnen het gebruik van de in artikel 1 bedoelde meetinstrumenten voor meettaken voorschrijven uit overwegingen van openbaar belang, volksgezondheid, openbare veiligheid, openbare orde, milieubescherming, consumentenbescherming, heffing van belastingen en andere heffingen, en eerlijke handel, telkens wanneer zij zulks gerechtvaardigd achten.”

6

Artikel 3, eerste alinea, van richtlijn 2004/22 luidt:

„Deze richtlijn stelt, wat de in artikel 2, lid 1, genoemde taken betreft, de eisen vast waaraan de in artikel 1 bedoelde apparaten en systemen moeten voldoen voordat zij in de handel worden gebracht en/of in gebruik worden genomen.”

7

Artikel 4, sub a, e en f, van de richtlijn bepaalt:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

‚meetinstrument’: een apparaat of systeem met een meetfunctie dat valt onder de artikelen 1 en 3;

[...]

e)

‚in de handel brengen’: het voor het eerst al dan niet tegen betaling in de Gemeenschap beschikbaar stellen van een voor een eindgebruiker bestemd instrument;

f)

‚ingebruikneming’: het eerste gebruik van een voor een eindgebruiker bestemd instrument voor het doel waarvoor het was bestemd”.

8

Artikel 6, lid 1, eerste alinea, van de richtlijn luidt als volgt:

„Een meetinstrument moet aan de in bijlage I en de in desbetreffende instrumentspecifieke bijlage vermelde essentiële eisen voldoen.”

9

Artikel 7, lid 1, van richtlijn 2004/22 bepaalt:

„De overeenstemming van een meetinstrument met alle bepalingen van deze richtlijn wordt aangegeven door op het instrument overeenkomstig artikel 17 de CE-markering en de aanvullende metrologische markering aan te brengen.”

10

In artikel 8, leden 1 tot en met 4, van deze richtlijn is bepaald:

„1.   De lidstaten mogen niet uit hoofde van deze richtlijn beletten dat een meetinstrument waarop overeenkomstig artikel 7 de CE-markering en de aanvullende metrologische markering zijn aangebracht, in de handel wordt gebracht en/of in gebruik worden genomen.

2.   De lidstaten nemen passende maatregelen om te waarborgen dat meetinstrumenten alleen in de handel kunnen worden gebracht en/of in gebruik kunnen worden genomen indien zij voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn.

3.   Een lidstaat kan verlangen dat een meetinstrument voldoet aan voorschriften voor het in de handel brengen die samenhangen met plaatselijke klimatologische omstandigheden. In dat geval kiest de lidstaat passende hoogste en laagste temperatuurgrenzen uit tabel 1 van bijlage I, en kan hij bovendien specificeren welke de vochtigheidsomstandigheden moeten zijn (met of zonder condensatie) en of het instrument voor gebruik op een gesloten of open locatie bestemd is.

4.   Wanneer verschillende nauwkeurigheidsklassen zijn gedefinieerd voor een meetinstrument:

a)

kunnen in de instrumentspecifieke bijlagen onder de titel ‚Ingebruikneming’ de nauwkeurigheidsklasse(n) worden aangegeven die voor specifieke toepassingen moeten worden gebruikt;

b)

kan een lidstaat in alle andere gevallen de nauwkeurigheidsklassen bepalen die binnen de vastgestelde klassen voor specifieke toepassingen moeten worden gebruikt, mits het gebruik van alle klassen op zijn grondgebied is toegestaan.

In de hierboven sub a en b genoemde gevallen mogen naar keuze van de eigenaar meetinstrumenten van een hogere nauwkeurigheidsklasse worden gebruikt.”

11

Artikel 9, eerste alinea, van die richtlijn luidt als volgt:

„De beoordeling van de overeenstemming van een meetinstrument met de essentiële eisen wordt, naar keuze van de fabrikant, verricht volgens een van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die in de betreffende instrumentspecifieke bijlage zijn vermeld. [...]”

12

In bijlage I bij die richtlijn, met als opschrift „Essentiële eisen”, staat te lezen:

„Een meetinstrument moet een hoge graad van metrologische betrouwbaarheid hebben, zodat een betrokken partij vertrouwen kan hebben in de meetresultaten, en moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de meettechniek en beveiliging van de meetgegevens een hoog kwaliteitsniveau hebben.

De eisen waaraan meetinstrumenten moeten voldoen zijn hieronder beschreven en waar passend aangevuld met specifieke instrumenteisen in de bijlagen MI-001 tot MI-010, waarin nader wordt ingegaan op bepaalde aspecten van de algemene eisen.

[...]

8.

Beveiliging tegen verminking

8.1.

De metrologische eigenschappen van een meetinstrument mogen niet op ontoelaatbare wijze beïnvloed kunnen worden door het op het instrument aansluiten van een ander apparaat, door enige eigenschap van het aangesloten apparaat zelf of door enig apparaat op afstand dat in verbinding staat met het meetinstrument.

[...]

10.

Aanwijzing van een resultaat

[...]

10.4.

Een meetinstrument bestemd voor handelstransacties bij rechtstreekse verkoop moet zodanig ontworpen zijn dat, wanneer het instrument op de beoogde wijze is geïnstalleerd, het meetresultaat aan beide bij de verkooptransactie betrokken partijen kenbaar wordt gemaakt. Wanneer zulks essentieel is bij rechtstreekse verkoop, worden op elke bon die aan de consument wordt afgegeven door een hulpinrichting die niet aan de van toepassing zijnde voorwaarden van deze richtlijn voldoet een passende beperkende voorwaarde vermeld.

10.5.

Een voor nutsbedrijfmetingen bestemd meetinstrument dient, ongeacht of de meetgegevens op afstand kunnen worden opgenomen, altijd te zijn voorzien van een metrologisch gecontroleerd en voor de consument zonder hulpmiddelen toegankelijk display. De afgelezen waarde op dit display is het meetresultaat dat dient als basis voor het te betalen bedrag.

[...]”

13

In bijlage MI-001 bij richtlijn 2004/22, met als opschrift „Watermeters”, staat het volgende te lezen:

„De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van deze bijlage en de in deze bijlage genoemde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures gelden voor watermeters die zijn bestemd voor de meting van hoeveelheden schoon, koud of warm water voor huishoudelijk, handels- en lichtindustrieel gebruik.

Definities

Watermeter

Een instrument dat is ontworpen voor het meten, opslaan en weergeven van het volume bij meting van water dat door een meetwaardeopnemer stroomt.

[...]”

14

Bijlage MI-005 bij richtlijn 2004/22, met als opschrift „Meetinstallaties voor de continue en dynamische meting van hoeveelheden andere vloeistoffen dan water” omschrijft het begrip „meetinstallatie” als „[e]en installatie die de meter zelf en alle benodigde toebehoren omvat om te zorgen voor een correcte meting of bedoeld is om de metingen te vergemakkelijken”.

Litouws recht

15

Artikel 2, lid 7, van de Metrologijos įstatymas (metrologiewet), in de versie van wet nr. X-717 van 22 juni 2006 (Žin., 2006, nr. 77‑2966), bepaalt:

„Een meetinstrument is een instrument, apparaat of installatie om autonoom of in combinatie met andere apparaten metingen te verrichten.”

16

Artikel 2, lid 15, van die wet luidt als volgt:

„Een meetinstallatie is een groep van meetinstrumenten of verschillende apparaten die op elkaar zijn aangesloten om specifieke metingen te verrichten.”

17

In de Įsakymas Dėl matavimo priemonių su nuotoliniu (telemetriniu) duomenų perdavimu metrologinio įteisinimo [besluit nr. V-107 van de directeur van de nationale metrologiedienst houdende metrologische goedkeuring van meetinstrumenten met gegevensoverdracht op afstand (telemetrie)] van 15 november 2010 (Žin., 2010, nr. 135‑2010; hierna: „besluit van 15 november 2010”) staat te lezen:

„1)

Het type meetinstrumenten met een functie voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) mag pas worden goedgekeurd wanneer de noodzakelijke tests zijn verricht en is nagegaan dat de telemetrisch overgedragen gegevens volledig overeenkomen met hetgeen op het meetinstrument wordt weergegeven;

2)

een meetinstrument met gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) wordt beschouwd als een meetinstallatie, zodat de metrologische verificatie moet worden verricht zoals voor een meetinstallatie en de verificatieresultaten op de voorgeschreven wijze worden weergegeven;

3)

wettelijke metrologische meetinstrumenten die zijn gebouwd met een functie voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie), maar waarvan de typegoedkeuring is gegeven zonder beoordeling van die functie, mogen niet worden gebruikt voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie).”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

18

Vilniaus energija is een onderneming die zich bezighoudt met de levering van verwarming en warm water in de stad Vilnius.

19

In het kader van de behandeling van een verzoek van een consument dat de metrologijos inspekcija op 7 februari 2012 ontving, hebben functionarissen van die inspectiedienst vastgesteld dat Vilniaus Energija in het appartement van die consument een warmwatermeter van het type WFH 36 met nummer 09532667 had geïnstalleerd. De meter droeg een vignet als bewijs van een geldige oorspronkelijke verificatie door de Vilniaus metrologijos centras.

20

Die meter was aangesloten op een automatisch apparaat („Rubisafe”) voor verwarmingsregeling en gegevensoverdracht op afstand (telemetrie), met behulp waarvan de door de meter weergegeven gegevens op afstand werden overgedragen en voor facturering werden gebruikt. Blijkens het aan het Hof overgelegde dossier was een groot deel van de Rubisafe-apparaten in Duitsland vervaardigd.

21

Overeenkomstig punt 2 van het besluit van 15 november 2010 heeft de metrologijos inspekcija vastgesteld dat de meetresultaten van die meter niet op afstand mochten worden overgedragen, aangezien geen metrologische verificatie van de gehele installatie – zijnde de watermeter en het apparaat voor gegevensoverdracht op afstand – was verricht.

22

Bij besluit nr. PA-954 (V 12) van 22 maart 2012 houdende controle van de naleving van de vereisten van wettelijke metrologie (hierna: „controlebesluit”) heeft de metrologijos inspekcija Vilniaus energija de twee volgende voorwaarden opgelegd:

de op afstand overgedragen meetresultaten van de watermeter mogen niet voor facturering worden gebruikt zolang de installatie niet metrologisch is geverifieerd overeenkomstig de toepasselijke procedures, en

alleen gegevens die verschijnen op de in het appartement geïnstalleerde warmwatermeter die metrologisch is goedgekeurd en beschikt over een geldig certificaat van metrologische verificatie, mogen worden gebruikt.

23

Vilniaus energija heeft beroep ingesteld bij de Vilniaus apygardos administracinis teismas (regionale bestuursrechter van Vilnius), strekkende tot nietigverklaring van dat controlebesluit.

24

Bij vonnis van 2 augustus 2012 heeft de Vilniaus apygardos administracinis teismas de door Vilniaus energija ingediende vordering ongegrond verklaard.

25

Tegen dit vonnis heeft Vilniaus energija hoger beroep ingesteld bij de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (hoogste bestuursrechter van Litouwen).

26

Volgens de verwijzende rechter volgt uit zowel het besluit van 15 november 2010 als het in uitvoering daarvan vastgestelde controlebesluit dat een watermeter als meetinstrument, zelfs wanneer deze voldoet aan alle voorschriften van richtlijn 2004/22 en is voorzien van de door die richtlijn genoemde noodzakelijke markeringen, normaliter niet kan worden gebruikt wanneer hij is aangesloten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie). Volgens de nationale regeling en praktijk wordt die meter immers kwalitatief gelijkgesteld met een nieuw meetinstrument – te weten een meetinstallatie – waarvoor volgens het nationale recht een typebeoordeling en -goedkeuring alsook een metrologische verificatie moet worden verkregen.

27

In deze omstandigheden vraagt de verwijzende rechter zich af of die nationale regeling en praktijk verenigbaar zijn met artikel 34 VWEU en met genoemde richtlijn.

28

De Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas heeft dan ook de behandeling van de zaak geschorst en het Hof om een prejudiciële beslissing verzocht over de volgende vraag:

„Moeten artikel 34 VWEU en/of richtlijn 2004/22 aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling en praktijk volgens welke een warmwatermeter die aan alle voorschriften van richtlijn 2004/22 voldoet en is aangesloten op een [apparaat] voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie), wordt aangemerkt als een meetinstallatie en bijgevolg niet overeenkomstig zijn gebruiksdoel kan worden gebruikt zolang geen metrologische verificatie van die meter en dat [apparaat] voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) samen, als meetinstallatie, is verricht?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

29

Om te beginnen moet worden nagegaan of de aansluiting van een warmwatermeter die voldoet aan alle voorschriften van richtlijn 2004/22 op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie), tot gevolg heeft dat deze meter aan de werkingssfeer van deze richtlijn wordt onttrokken.

30

Krachtens artikel 1 ervan is die richtlijn van toepassing op apparaten en systemen met een meetfunctie die zijn omschreven in de bijlage die specifiek betrekking heeft op watermeters, zijnde bijlage MI-001.

31

In die bijlage is het begrip „watermeter” omschreven als „[e]en instrument dat is ontworpen voor het meten, opslaan en weergeven van het volume bij meting van water dat door een meetwaardeopnemer stroomt”.

32

In dit verband bepaalt artikel 6, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2004/22 dat een watermeter in de zin van deze richtlijn moet voldoen aan de essentiële eisen die zijn vermeld in bijlage I en in de bijlage die specifiek betrekking heeft op watermeters, zijnde bijlage MI-001 bij die richtlijn.

33

Eén van die essentiële eisen ligt vervat in punt 8.1 van die bijlage I, volgens hetwelk de metrologische eigenschappen van een meetinstrument niet op ontoelaatbare wijze mogen worden beïnvloed door het aan te sluiten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand. Voorts bepaalt punt 10.5 van die bijlage I dat wanneer de door het meetinstrument en dat apparaat weergegeven resultaten verschillen, het door het meetinstrument weergegeven resultaat dient als basis voor het door de gebruiker te betalen bedrag.

34

Uit het voorgaande volgt dat een warmwatermeter die voldoet aan alle voorschriften van genoemde richtlijn, niet aan de werkingssfeer van deze richtlijn kan worden onttrokken op grond dat hij is aangesloten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie).

35

Bijgevolg valt een dergelijke meter binnen de werkingssfeer van die richtlijn.

36

Wat daarentegen het apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) betreft, moet worden opgemerkt dat zijn functie beperkt is tot de overdracht op afstand van gegevens die vooraf zijn gemeten door de warmwatermeter. Aangezien een dergelijk apparaat geen „appara[at] [...] met een meetfunctie” is in de zin van artikel 1 van richtlijn 2004/22, valt het niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.

37

Daarnaast is richtlijn 2004/22 niet van toepassing op de installatie die de watermeter als zodanig en het apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) omvat. In tegenstelling tot bijlage MI-005 bij deze richtlijn, die betrekking heeft op meetinstallaties voor de continue en dynamische meting van hoeveelheden andere vloeistoffen dan water en waarin het begrip „meetinstallatie” is omschreven als „[e]en installatie die de meter zelf en alle benodigde toebehoren omvat om te zorgen voor een correcte meting of bedoeld is om de metingen te vergemakkelijken”, verwijst bijlage MI-001 bij deze richtlijn niet naar dit begrip. Dit ontbreken is een gevolg van het feit dat een onder richtlijn 2004/22 vallende watermeter wordt opgevat als een volmaakt meetinstrument dat geen andere apparaten behoeft om, als installatie, te zorgen voor een correcte meting of om de metingen te vergemakkelijken.

38

Om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven, moeten de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling en praktijk bijgevolg worden onderzocht vanuit het oogpunt van, in de eerste plaats, warmwatermeters en, in de tweede plaats, apparaten voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie).

39

Wat in de eerste plaats warmwatermeters betreft, moet in herinnering worden gebracht dat wanneer op het niveau van de Europese Unie een volledige harmonisatie tot stand is gebracht voor een bepaalde materie, iedere daarop betrekking hebbende nationale maatregel aan de bepalingen van die harmonisatiemaatregel moet worden getoetst en niet aan het primaire recht (zie arrest Commissie/Duitsland, C‑463/01, EU:C:2004:797, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

40

Dit is het geval voor richtlijn 2004/22, die blijkens punt 3 van de considerans ervan beoogt in alle lidstaten dezelfde prestatie-eisen in te voeren waaraan de in artikel 1 van die richtlijn genoemde apparaten en systemen moeten voldoen om in de handel te worden gebracht en/of in gebruik te worden genomen.

41

Zo bepaalt artikel 8, lid 1, van die richtlijn dat de lidstaten in beginsel niet mogen beletten dat een meetinstrument waarop de CE-markering en de aanvullende metrologische markering zijn aangebracht nadat werd vastgesteld dat het voldoet aan alle voorschriften van die richtlijn, in de handel wordt gebracht en/of in gebruik wordt genomen. Een meetinstrument dat niet voldoet aan de voorschriften van richtlijn 2004/22 mag overeenkomstig artikel 8, lid 2, van die richtlijn echter niet in de handel worden gebracht en/of in gebruik worden genomen.

42

Voorts staat artikel 8, leden 3 en 4, van deze richtlijn, gelezen tegen de achtergrond van punt 10 van de considerans ervan, de lidstaten toe om, teneinde rekening te houden met verschillende klimaatomstandigheden of verschillende niveaus van consumentenbescherming op nationaal niveau, overeenkomstig de in die bepaling gestelde voorwaarden de omgevings- of nauwkeurigheidsklassen vast te stellen waaraan een meetinstrument moet voldoen om in gebruik te worden genomen.

43

Daaruit volgt dat de lidstaten enkel in de gevallen als bedoeld in die bepaling, bijkomende nationale voorwaarden mogen stellen aan meetinstrumenten die de CE-markering en de aanvullende metrologische markering dragen.

44

Bij een nationale regeling en praktijk zoals die in het hoofdgeding gaat het echter niet om gevallen als bedoeld in genoemde bepaling.

45

Hieruit volgt dat een dergelijke nationale regeling en praktijk in de weg staan aan de ingebruikneming van een warmwatermeter die is aangesloten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) en voldoet aan alle door richtlijn 2004/22 gestelde voorwaarden, voor zover een dergelijke meter aan een metrologische verificatie is onderworpen.

46

Bijgevolg moet voornoemde richtlijn aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling en praktijk zoals die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding.

47

Wat in de tweede plaats de apparaten voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) betreft, zij eraan herinnerd, zoals werd aangegeven in punt 36 van dit arrest, dat die apparaten niet onder die richtlijn vallen. Derhalve moeten genoemde nationale regeling en praktijk worden onderzocht in het licht van de bepalingen van het VWEU inzake het vrije verkeer van goederen.

48

Dienaangaande zij erop gewezen dat een nationale regeling en praktijk zoals die in het hoofdgeding, die in andere lidstaten wettig vervaardigde apparaten voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) onderwerpen aan een metrologische verificatie, de toegang tot de markt van de lidstaat van invoer beperken en dus moeten worden aangemerkt als een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking in de zin van artikel 34 VWEU (zie in die zin arresten Radiosistemi, C‑388/00 en C‑429/00, EU:C:2002:390, punt 43; ATRAL, C‑14/02, EU:C:2003:265, punten 62 en 63, en Commissie/Portugal, C‑432/03, EU:C:2005:669, punt 41).

49

Volgens vaste rechtspraak van het Hof kan een dergelijke maatregel slechts worden gerechtvaardigd door één van de in artikel 36 VWEU genoemde gronden van algemeen belang of door één van de in de rechtspraak van het Hof erkende dwingende vereisten, op voorwaarde onder meer dat die maatregel geschikt is om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaat dan nodig is om dat doel te bereiken (zie arrest Commissie/Portugal, EU:C:2005:669, punt 42).

50

De in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling en praktijk hebben de bescherming van de consument tot doel. In die zin heeft het Hof reeds geoordeeld dat de bescherming van de consument een legitiem belang is dat in beginsel een rechtvaardigingsgrond kan vormen voor beperkingen van de door het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheden zoals het vrije verkeer van goederen (zie in die zin arrest Canal Satélite Digital, C‑390/99, EU:C:2002:34, punt 34).

51

Voor zover een metrologische verificatie toelaat om fouten bij de gegevensoverdracht te voorkomen, zijn een nationale regeling en praktijk zoals die in het hoofdgeding, geschikt om de bescherming van de consument te waarborgen.

52

Genoemde nationale regeling en praktijk gaan echter verder dan nodig is om die doelstelling te bereiken.

53

De in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling en praktijk voorzien immers in een metrologische verificatie voor zowel warmwatermeters die zijn aangesloten op apparaten voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) als voor laatstgenoemde apparaten. Ten eerste moet worden opgemerkt dat de beoordeling of een watermeter voldoet aan de toepasselijke essentiële eisen van die richtlijn moet worden verricht voordat die watermeter in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen. Enkel bij een gunstige beoordeling mag de fabrikant van die meter de aanvullende metrologische markering aanbrengen. Zo werd een warmwatermeter die voldoet aan alle voorschriften van die richtlijn reeds aan een metrologische verificatie onderworpen. Ten tweede moet worden opgemerkt dat, zoals in punt 33 van het onderhavige arrest werd benadrukt, punt 8.1 van bijlage I bij die richtlijn bepaalt dat de metrologische eigenschappen van warmwatermeters die voldoen aan alle voorschriften van richtlijn 2004/22 niet op ontoelaatbare wijze mogen worden beïnvloed door deze meter aan te sluiten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie). Ten derde preciseert punt 10.5 van die bijlage I dat wanneer de door het meetinstrument en de door dat apparaat weergegeven resultaten verschillen, het door dat instrument weergegeven resultaat als basis dient voor het door de gebruiker te betalen bedrag.

54

Bijgevolg is een nieuwe metrologische verificatie van een warmwatermeter die voldoet aan alle voorschriften van genoemde richtlijn en die is aangesloten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie) niet nodig om de doelstelling van de bescherming van de consument te bereiken. Die doelstelling kan worden bereikt met minder beperkende maatregelen dan die welke volgen uit de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling en praktijk, zoals een metrologische verificatie die tot dat apparaat is beperkt.

55

Bovendien zij in herinnering gebracht dat zelfs indien de bevoegde nationale autoriteiten, zijnde in casu de metrologijos inspekcija, vervolgens zouden beslissen om de metrologische verificatie te beperken tot apparaten voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie), deze autoriteiten hoe dan ook niet nodeloos technische analyses mogen eisen wanneer dezelfde analyses reeds in een andere lidstaat zijn verricht en de resultaten ervan ter beschikking van die autoriteiten staan of hun desgevraagd ter beschikking kunnen worden gesteld (zie in die zin arrest Commissie/Portugal, EU:C:2005:669, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

56

Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 34 VWEU en richtlijn 2004/22 aldus moeten worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling en praktijk volgens welke een warmwatermeter die voldoet aan alle voorschriften van deze richtlijn en is aangesloten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie), moet worden aangemerkt als een meetinstallatie en bijgevolg niet overeenkomstig zijn gebruiksdoel kan worden gebruikt zolang geen metrologische verificatie van die meter en dat apparaat samen, als meetinstallatie, is verricht.

Kosten

57

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 34 VWEU en richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling en praktijk volgens welke een warmwatermeter die voldoet aan alle voorschriften van deze richtlijn en is aangesloten op een apparaat voor gegevensoverdracht op afstand (telemetrie), moet worden aangemerkt als een meetinstallatie en bijgevolg niet overeenkomstig zijn gebruiksdoel kan worden gebruikt zolang geen metrologische verificatie van die meter en dat apparaat samen, als meetinstallatie, is verricht.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Litouws.