5.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 135/14 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 13 maart 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Veliko Tarnovo — Bulgarije) — FIRIN OOD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” — Veliko Tarnovo pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite
(Zaak C-107/13) (1)
((Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde - Aftrek van voorbelasting - Vooruitbetalingen - Weigering om aftrek toe te staan - Fraude - Herziening van aftrek wanneer belastbare handeling niet wordt verricht - Voorwaarden))
2014/C 135/15
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Administrativen sad Veliko Tarnovo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: FIRIN OOD
Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” — Veliko Tarnovo pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Administrativen sad Veliko Tarnovo — Uitlegging van artikel 168, sub a, juncto de artikelen 65, 90, lid 1, en 185, lid 1, en van artikel 205 juncto de artikelen 168, sub a, en 193 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Beginselen van fiscale neutraliteit, effectiviteit en evenredigheid — Aftrek van voorbelasting — Vooruitbetalingen voor nauwkeurig omschreven waren vóór de levering — Weigering om bij de inning van de vooruitbetaling aftrek toe te staan omdat de goederen niet geleverd zijn — Mogelijkheid voor de leverancier om de aanvankelijke aftrek te corrigeren en weerslag op de weigering om dergelijke aftrek toe te staan — Weigering van btw-aftrek voor de geadresseerde van een levering wegens de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de belasting van een andere belastingplichtige dan degene die tot betaling van de belasting is gehouden — Aanwijzing van de hoofdelijk aansprakelijke op grond van vermoedens gebaseerd op civielrechtelijke rechtsfiguren
Dictum
De artikelen 65, 90, lid 1, 168, sub a, 185, lid 1, en 193 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat zij vereisen dat de aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde door de ontvanger van een factuur die is opgesteld met het oog op de vooruitbetaling voor de levering van goederen, wordt herzien wanneer, in omstandigheden als die van het hoofdgeding, die levering uiteindelijk niet plaatsvindt, ook al zou de leverancier die belasting nog steeds moeten betalen en de vooruitbetaling niet hebben terugbetaald.