12.1.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/39


Beroep ingesteld op 29 oktober 2012 — Meta Group/Commissie

(Zaak T-471/12)

2013/C 9/71

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Meta Group Srl (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: A. Bartolini, V. Coltelli en A. Formica, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

Nota nr. 939970 van DG Ondernemingen en industrie van de Europese Commissie van 2 augustus 2012 nietig te verklaren. Deze is door verzoekster ontvangen op 20 augustus 2012 en is ondertekend door de directeur van de eenheid Industriële innovatie en mobiliteitsindustrie betreffende een „terugvorderingsprocedure met betrekking tot de betalingsovereenkomsten nr. 517557 IRE6 INNOVATION COACH, nr. 517539 IRE6 MARIS, nr. 517548 IRE6 RIS MAZOVIA, nr. 030583 CONNECT-2-IDEAS, nr. 039982 EASY, nr. 014660 RIS MALOPOLSKA, nr. 517529 IINNSOM, nr. 014637 RIS TRNAVA en nr. 014668 RIS WS in het kader van het vijfde en zesde kaderprogramma”, ondertekend door directeur Carlo Pettinelli, waarbij het besluit van de Commissie om „een bedrag van 345 451,03 EUR uit hoofde van de bovengenoemde overeenkomst terug te vorderen” is medegedeeld.

En voor zover noodzakelijk:

Nota nr. 660283 van DG Ondernemingen en industrie van de Europese Commissie van 1 juni 2012, ondertekend door de directeur van de eenheid Industriële innovatie en mobiliteitsindustrie nietig te verklaren. Deze betreft dezelfde kwestie en wordt tevens bestreden als interne handeling van de terugvorderingsprocedure die is afgesloten met de vaststelling van de in het vorige punt genoemde maatregel.

De nota van 27 september 2012 betreffende de verrekening van het uit hoofde van terugvordering verschuldigde bedrag met vorderingen in het kader van dezelfde gesubsidieerde projecten nietig te verklaren.

De nota van 27 september 2012 betreffende de verrekening van het uit hoofde van terugvordering verschuldigde bedrag met vorderingen nietig te verklaren.

De nota van de Europese Commissie, Uitvoering van de begroting (Algemene begroting en EOF) van 10 oktober 2012, waarbij verzoekster in kennis werd gesteld van de verrekening met verdere vorderingen voor een restbedrag van in totaal 294 290,59 EUR, nietig te verklaren.

Alle overige daaraan voorafgaande, daarmee verband houdende of daarop gebaseerde handelingen nietig te verklaren.

En dientengevolge:

De Commissie te veroordelen tot betaling van een bedrag van 294 290,59 EUR, naast 54 705,97 EUR, en tot vergoeding van de gevolgschade.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep heeft betrekking op de subsidieovereenkomsten die zijn gesloten tussen verzoekster en de Commissie in het kader van het vijfde en zesde kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1)

Eerste middel: schending van artikel 1.1. van de subsidieovereenkomsten, schending van het redelijkheidsbeginsel en kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten.

Daartoe voert verzoekster aan dat zij het bewijs heeft geleverd dat de vergoedingen voor de werkzaamheden van haar vennoten volledig in overeenstemming zijn met de marktvergoedingen en met de vergoedingen van zelfstandige quasi-werknemers en van werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten. De projectovereenkomsten waarop de internationale deskundigen werkzaam zijn voor de betrokken projecten, zijn overigens volkomen legaal.

2)

Tweede middel: schending van het beginsel van evenredigheid van het bestuurlijke optreden en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, transparantie en tevoren bepaalde criteria.

Daartoe voert verzoekster aan dat de overheid uit een reeks beschikbare criteria voor de bepaling van de wijze van berekening van de vergoedingen, het voor een particulier gunstigste criterium had moeten toepassen. Toen eenmaal was vastgesteld dat op de Italiaanse en Europese markt voor dezelfde diensten zeer uiteenlopende tarieven in rekening worden gebracht, was het wenselijk geweest de voorkeur te geven aan de oplossing waardoor de overheid zo min mogelijk nadeel berokkent.

3)

Derde middel: schending van het beginsel van de redelijkheid van het bestuurlijk optreden wegens kennelijke tegenstrijdigheid en ongelijke behandeling.

Daartoe voert verzoekster aan dat de bestreden handeling aan de terugvordering ten grondslag legt dat de methode voor de berekening van de kosten en vergoedingen onrechtmatig is, waardoor aan het licht komt dat deze handeling evident in strijd is met de eerdere vaststellingen van de Commissie. Dezelfde methode waartegen de Commissie nu bezwaar maakt, werd voorheen namelijk positief beoordeeld.

4)

Vierde middel: schending van het vertrouwensbeginsel, het beginsel van goede trouw en van de beginselen van bescherming van verworven rechten, rechtszekerheid en zorgvuldigheid.

Daartoe voert verzoekster aan dat de handelwijze van de Commissie bij verzoekster gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt, aangezien uit de keuze van de overheid om als voorwaarde voor het afsluiten van de subsidieovereenkomst voor het project ECOLINK + te stellen dat zij „in overeenstemming is met de oplossing die is uitgewerkt naar aanleiding van de opmerkelijke bevindingen van een recent controleverslag” en de beslissing om in de daaropvolgende wijziging daarvan op te nemen dat voor de aandeelhouders „de aan de overeenkomst gehechte methode” moest worden toegepast en dat „de kosten in de boekhouding van de vennootschap worden verantwoord”, blijkt dat de Commissie de facto berustte in de door META voorgestelde wijze van berekening van de kosten.

5)

Vijfde middel: motiveringsgebrek, schending van het beginsel van hoor en wederhoor, het beginsel van behoorlijk bestuur, de bij de subsidieovereenkomst vastgestelde procedures en van de bestuurlijke gedragscode.