13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/9


Beroep ingesteld op 2 augustus 2012 — Evonik Degussa/Commissie

(Zaak T-341/12)

2012/C 311/12

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Evonik Degussa GmbH (Essen, Duitsland) (vertegenwoordigers: C. Steinle, M. Holm-Hadulla en C. von Köckritz, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit C(2012) 3534 def. van de Commissie van 24 mei 2012 houdende afwijzing van het verzoek van Evonik Degussa om vertrouwelijke behandeling van gegevens in de beschikking in zaak COMP/F/38.620 — Waterstofperoxide en perboraat — krachtens artikel 263, lid 4, VWEU nietig te verklaren,

de Commissie krachtens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering te verwijzen in de kosten van de verzoekende partij.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1)

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 8 van het mandaat van de raadadviseur-auditeur (1) en van verzoeksters recht op behoorlijk bestuur en haar recht om te worden gehoord

Verzoekster voert in dit verband aan dat de raadadviseur-auditeur haar principiële bezwaren tegen openbaarmaking niet heeft onderzocht. Daarmee heeft hij de grenzen van zijn bevoegdheden en verplichtingen overschreden en artikel 8 van het mandaat geschonden. Daar noch de raadadviseur-auditeur noch enige ander dienst van de Commissie de door verzoekster aangevoerde principiële bewaren tegen de voorgenomen openbaarmaking heeft onderzocht of in aanmerking heeft genomen, meent verzoekster dat de Commissie heeft nagelaten alle relevante aspecten van deze zaak te onderzoeken. De Commissie heeft dan ook in strijd gehandeld met het beginsel van behoorlijk bestuur en het recht om te worden gehoord (artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie).

2)

Tweede middel, ontleend aan schending van de motiveringsplicht

Dienaangaande wordt betoogd dat het bestreden besluit geen motivering ten aanzien van de door verzoekster aangevoerde bezwaren tegen openbaarmaking van de uitgebreide versie van de beschikking bevat. Datzelfde geldt voor de beweegredenen van de Commissie en het openbare belang bij openbaarmaking van de uitgebreide versie bijna vijf jaar na de vaststelling van de oorspronkelijke niet-vertrouwelijke versie.

3)

Derde middel, ontleend aan schendingen van het recht en onjuiste beoordelingen wegens schending van het beroepsgeheim in artikel 339 VWEU en artikel 8 van het EVRM en onjuiste beoordeling van de vertrouwelijkheid van de openbaar te maken informatie

In het kader van dit middel betoogt verzoekster dat de passages die de Commissie in de uitgebreide niet-vertrouwelijke versie openbaar wil maken, onder de bescherming van het beroepsgeheim vallen en gedeeltelijk ook zakengeheimen bevatten. De openbaarmaking van deze informatie op internet maakt inbreuk op verzoeksters recht op eerbiediging van het beroepsgeheim.

Voorst voert verzoekster aan dat de voorgenomen openbaarmaking van de in het kader van het clementieverzoek aangeleverde informatie binnen de werkingssfeer van artikel 4, lid 2, van verordening nr. 1049/2001 (2) valt en dat verordening nr. 1/2003 (3) en de clementieregeling (4) bijzondere regels bevatten over de toegang tot dergelijke in het kader van een clementieverzoek aangeleverde informatie. Volgens verzoekster bestaat er daarom een vermoeden, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (arresten Hof van 29 juni 2010, Commissie/Technische Glaswerke Ilmenau, C-139/07 P, Jurispr. blz. I-5885, en 28 juni 2012, Commissie/Éditions Odile Jacob, C-404/10 P, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), dat de openbaarmaking van deze informatie de zakelijke belangen van verzoekster schaadt en in strijd is met het doel van de onderzoeken van de Commissie. Bijgevolg moet er een bijzonder openbaar belang bij openbaarmaking van deze informatie worden aangetoond. Daar de raadadviseur-auditeur dit volgens verzoekster heeft nagelaten, heeft hij blijk gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling.

4)

Vierde middel, ontleend aan schending van verzoeksters gewettigd vertrouwen en het rechtszekerheidsbeginsel

Verzoekster voert in dit verband aan dat de Commissie met de afwijzing van haar verzoek om vertrouwelijke behandeling en de beslissing om de uitgebreide versie van de beschikking openbaar te maken, het beginsel van de bescherming van gewettigd vertrouwen heeft geschonden. Verzoekster heeft sinds de indiening van haar clementieverzoek op de vertrouwelijkheid van de toegezonden informatie vertrouwd. Dit vertrouwen baseert zij op de mededelingen inzake clementie en de vaste praktijk van de Commissie en zij meent dat dit vertrouwen beschermenswaardig is. Bovendien volgt een schending van het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen uit het feit dat de Commissie reeds in 2007 een definitieve niet-vertrouwelijke versie van de beschikking openbaar heeft gemaakt en daarin de verzoeken om schrapping van verzoekster heeft gehonoreerd. Verzoekster voert aan dat er voor wijziging van deze beschikking achteraf geen rechtsgrondslag bestaat en dat daarvoor ook geen objectieve gronden zijn.

5)

Vijfde middel, ontleend aan schending van de plicht tot beperking van het doel

Verzoekster voert in het kader van dit middel aan dat het gebruik van de door clementieaanvragers aangeleverde informatie om het publiek voor te lichten in strijd is met de in artikel 28, lid 1, van verordening nr. 1/2003 en punt 48 van de mededeling van de Commissie inzake toegang tot het dossier (5) voorziene beperking van het doel van deze informatie. Dit geldt met name wanneer deze informatie meer dan zes jaar na afsluiting van de administratieve procedure wordt gebruikt.


(1)  Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275, blz. 29).

(2)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).

(3)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 [EG] en 82 [EG] (PB L 1, blz. 1).

(4)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2002, C 45, blz. 3).

(5)  Mededeling van de Commissie betreffende de regels voor toegang tot het dossier van de Commissie overeenkomstig de artikelen 81 [EG] en 82 [EG], de artikelen 53, 54 en 57 van de EER-Overeenkomst en verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (PB 2005, C 325, blz. 7).