13.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/9


Beroep ingesteld op 25 juli 2012 — Plantavis en NEM/Commissie en EFSA

(Zaak T-334/12)

2012/C 311/11

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Plantavis GmbH (Berlijn, Duitsland) en NEM, Verband mittelständischer europäischer Hersteller und Distributoren von Nahrungsergänzungsmitteln & Gesundheitsprodukten e.V. (Laudert, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Büttner, advocaat)

Verwerende partijen: Europese Commissie en Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

de verboden van verordening (EG) nr. 1924/2006 (1) juncto verordening (EU) nr. 432/2012 (2) en het door de Europese Commissie opgestelde EU-repertorium voor toegestane en niet-toegestane gezondheidsclaims nietig te verklaren.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters in de eerste plaats aan dat de Europese wetgever niet bevoegd was om de bestreden verordeningen vast te stellen.

In de tweede plaats wordt aangevoerd dat de verordeningen nrs. 1924/2006 en 432/2012 alsmede het EU-repertorium van voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen onrechtmatig inbreuk maken op de door de grondrechten beschermde rechtspositie van de levensmiddelenindustrie alsmede op het recht van de consumenten en de vakkringen op informatie. In dit verband betogen verzoeksters met name dat de in de bestreden verordeningen geformuleerde verboden van voedings- en gezondheidsclaims in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Dit zou vooral het geval met het verbod van gebruik van inhoudelijk juiste voedings- en gezondheidsclaims, zoals bijvoorbeeld „betere biobeschikbaarheid”. Verder zouden de verordeningen niet geschikt zijn voor het ermee nagestreefde doel, daar de EFSA en de Commissie geen begrijpelijke, transparante en eenvormige lijn voor de vaststelling van wetenschappelijke normen hebben vastgelegd.

Verder klagen verzoeksters over ongedifferentieerd verschil in behandeling van verschillende stoffen en levensmiddelenbedrijven. De verboden zouden ook niet noodzakelijk zijn, daar misleidende reclame voor levensmiddelen al volgens richtlijn nr. 2003/13/EG (3) en verordening (EU) nr. 1169/2011 (4) in alle lidstaten verboden is.


(1)  Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (PB L 404, blz. 9).

(2)  Verordening (EU) nr. 432/2012 van de Commissie van 16 mei 2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan (PB L 136, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2003/13/EG van de Commissie van 10 februari 2003 tot wijziging van richtlijn 96/5/EG inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (PB L 41, blz. 33).

(4)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, richtlijn 90/496/EEG van de Raad, richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304, blz. 18).