25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/23


Beroep ingesteld op 8 juni 2012 — Hammar Nordic Plugg/Commissie

(Zaak T-253/12)

2012/C 258/42

Procestaal: Zweeds

Partijen

Verzoekende partij: Hammar Nordic Plugg AB (Trollhättan, Zweden) (vertegenwoordigers: I. Otken Eriksson en U. Öberg, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit 2012/293/EU van de Europese Commissie van 8 februari 2012 betreffende steunmaatregel SA.28809 (C 29/10) (ex NN 42/10 & ex CP 194/09) door Zweden ten uitvoer gelegd ten gunste van Hammar Nordic Plugg AB, gedeeltelijk of volledig nietig verklaren;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op drie middelen.

1)

Eerste middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU

Volgens verzoekster verleende de gemeente Vänersborg verzoekster geen onwettige steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU door het verkopen en verhuren onder de marktprijs van openbare eigendom. Verzoekster wijst op een aantal onjuiste beoordelingen van de Commissie inzake de wettelijke indeling van de gestelde staatssteun doordat:

de Commissie er geen rekening mee hield dat de eerdere aankoop van de infrastructuur voor 17 miljoen SEK staatssteun kon vormen;

de Commissie er geen rekening mee hield dat de werkelijke verkoopprijs van 8 miljoen SEK strookte met de marktwaarde van de infrastructuur;

de Commissie het beginsel van een particuliere investeerder in een markteconomie heeft geschonden doordat zij aan haar besluit achteraf ramingen op verschillende ramingtijdstippen vóór de werkelijke verkoop aan een particuliere investeerder ten grondslag heeft gelegd;

de zogenaamde „derde taxatie in het PwC-verslag” op het ramingtijdstip van maart 2008 geen betrouwbare aanwijzing voor de werkelijke marktwaarde van de infrastructuur was, en

de Commissie er geen rekening mee hield dat de infrastructuur later gewoon werd verkocht voor 8 miljoen SEK in mei 2011 na een Europese openbare aanbesteding in het kader van het faillissement van de nieuwe eigenaar.

2)

Tweede middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU doordat de gestelde staatssteun de mededinging niet vervalste en het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloedde in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

3)

Derde middel: niet-nakoming van de onderzoeks- en motiveringsplicht door de Commissie en schending van verzoeksters rechten van verdediging.