3.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 388/11 |
Arrest van het Gerecht van 18 september 2014 — Central Bank of Iran/Raad
(Zaak T-262/12) (1)
((„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie - Bevriezing van tegoeden - Beroep tot nietigverklaring - Aanhangigheid - Motiveringsplicht - Rechten van verdediging”))
2014/C 388/12
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Central Bank of Iran (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: M. Lester, barrister)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en V. Piessevaux, gemachtigden)
Voorwerp
Een verzoek tot nietigverklaring, ten eerste, van besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 19, blz. 22), en besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 282, blz. 58), voor zover die handelingen, na evaluatie, verzoeksters naam hebben opgenomen of gehandhaafd op de lijst in bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39), en, ten tweede, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2012 van de Raad van 15 oktober 2012 houdende uitvoering van verordening nr. 267/2012 (PB L 282, blz. 16), voor zover die handelingen verzoeksters naam hebben opgenomen of, na evaluatie, hebben gehandhaafd op de lijst in bijlage IX bij verordening nr. 267/2012
Dictum
1) |
Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1) wordt nietig verklaard voor zover daarbij de naam van Central Bank of Iran is opgenomen op de lijst in bijlage IX bij die verordening. |
2) |
Het beroep wordt verworpen voor het overige. |
3) |
De Raad van de Europese Unie draagt de helft van zijn eigen kosten en van die van Central Bank of Iran. |
4) |
Central Bank of Iran draagt de helft van zijn eigen kosten en van die van de Raad. |