23.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 55/6


Hogere voorziening ingesteld op 10 december 2012 door Bimbo SA tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 10 oktober 2012 in zaak T-569/10, Bimbo SA/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-591/12 P)

2013/C 55/09

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Bimbo SA (vertegenwoordiger: C. Prat, abogado, R. Ciullo, barrister)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen); Panrico SA

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 10 oktober 2012 in zaak T-569/10 te vernietigen;

de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 7 oktober 2010 (zaak R 838/2009-4) te vernietigen wegens schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 (1);

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert rekwirante één middel aan: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009.

Rekwirante voert met name aan dat het Gerecht:

a)

blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het oordeel dat het element „DOUGHNUTS” over een zelfstandig onderscheidend vermogen beschikt uitsluitend te baseren op de vaststelling dat het over een zogenaamd gemiddeld onderscheidend vermogen beschikt en het voor de Spaanse doorsneeconsument volledig betekenisloos is en het bijgevolg noch een ondeelbaar geheel noch een logische eenheid met het element „BIMBO” vormt, zonder te verklaren waarom het element „DOUGHNUTS” in de perceptie van het relevante publiek automatisch een zelfstandig onderscheidend vermogen verkrijgt op grond van het feit dat het over een gemiddeld onderscheidend vermogen beschikt of betekenisloos is, en

b)

blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de vaststelling dat sprake is van verwarringsgevaar in wezen te baseren op de veronderstelling dat het element „DOUGHNUTS” over een zelfstandig onderscheidend vermogen beschikt, zonder rekening te houden met alle specifieke elementen van het geval, met name het feit dat het eerste element van het samengestelde merk een bekend merk is. Met andere woorden, het Gerecht heeft de Medion-rechtspraak aldus uitgelegd dat wanneer wordt vastgesteld dat één van de elementen van een samengesteld teken over een zelfstandig onderscheidend vermogen beschikt, het bij de globale beoordeling van het verwarringsgevaar niet meer nodig is om alle of bepaalde andere specifieke elementen van het geval te onderzoeken, wat in strijd is met de leer van de globale beoordeling van het verwarringsgevaar.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).