9.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 71/6 |
Hogere voorziening ingesteld op 13 december 2012 door Koninklijke Wegenbouw Stevin BV tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 27 september 2012 in zaak T-357/06, Koninklijke Wegenbouw Stevin tegen Commissie
(Zaak C-586/12 P)
2013/C 71/11
Procestaal: Nederlands
Partijen
Rekwirante: Koninklijke Wegenbouw Stevin BV (vertegenwoordiger: E. Pijnacker Hordijk, advocaat)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
Rekwirante verzoekt het Hof:
— |
het bestreden arrest partieel te vernietigen, voor zover het Gerecht in het bestreden arrest heeft geoordeeld dat de Commissie rechtens genoegzaam heeft aangetoond dat KWS de rol van leider van het door de Commissie vastgestelde kartel heeft vervuld; |
— |
artikel 1 aanhef en sub j. van de bestreden beschikking (1) partieel te vernietigen, voor zover de Commissie aan KWS een boete van EUR 27,36 miljoen heeft opgelegd; |
— |
het boetebedrag voor KWS opnieuw vast te stellen op een bedrag van ; |
— |
de Commissie te veroordelen een door het Hof nader te bepalen gedeelte van de proceskosten van KWS in eerste instantie en in hogere voorziening te dragen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Tot staving van het beroep voert rekwirante twee middelen aan.
Eerste middel
In het kader van het eerste middel voert rekwirante aan dat het Gerecht het beginsel van gelijke behandeling en van fundamentele vereisten inzake consistentie van rechterlijke uitspraken heeft geschonden door in het bestreden arrest dezelfde bewijsmiddelen zonder enige, laat staan enige dragende motivering, op tegenstrijdige wijze in aanmerking tegen de onderscheiden appellanten KWS en Shell Nederland Verkoop Maatschappij B.V. („SNV”) (het beroep van SNV is behandeld in het arrest van het Gerecht van 27 september 2012, zaak T-343/06), terwijl KWS en SNV ingevolge de bestreden beschikking gezamenlijk een zelfde rol hadden vervuld in het kader van kartelafspraken.
— |
De beoordeling door het Gerecht van de vermeende aanstichtersrol en leidersrol van KWS en van SNV dient in hun onderlinge samenhang te worden bezien: de Commissie oordeelde in de beschikking dat KWS en SNV in vereniging de leidende krachten achter het kartel zouden zijn geweest. |
— |
De bewijskracht van een aantal door de Commissie tegen KWS en SNV ingeroepen bewijsmiddelen wordt door het Gerecht op rechtens onaanvaardbare tegenstrijdige wijze beoordeeld. |
— |
Op grond van het voorgaande kan het oordeel dat KWS als enige een leidinggevende rol heeft vervuld binnen het vastgestelde kartel van bitumenleveranciers en wegenbouwers niet in stand blijven. |
Tweede middel
Met haar tweede middel betoogt rekwirante dat het Gerecht het verbod van willekeur, het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van proportionaliteit heeft geschonden door in het bestreden arrest te oordelen dat de door de Commissie op grond van het bestaan van een aanstichtersrol en leidersrol aan KWS opgelegde boeteverhoging van 50 % in stand kan worden gelaten, ook na te hebben vastgesteld dat er onvoldoende grond bestaat voor het aannemen van een aanstichtersrol.
— |
Als het oordeel dat KWS als enige een leiderschapsrol kan worden toegerekend niet in stand kan blijven, geldt dit laatste ook voor de boeteverhoging. |
— |
Door het in stand laten van de door de Commissie vastgestelde boeteverhoging, terwijl de Commissie voor een van de twee boeteverhogende omstandigheden geen voldoende bewijzen heeft aangedragen, „beloont” het Gerecht de Commissie voor onzorgvuldige afwegingen in de bestreden Beschikking |
— |
Het gelijkheidsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel staan eraan in de weg dat het Gerecht de boeteverhoging van 50 % ten aanzien van KWS (bovendien volledig) in stand laat, terwijl zij deze in de parallelle beroepsprocedure in zaak T-343/06 ten aanzien van SNV c.s. volledig heeft vernietigd. |
— |
Op grond van het voorgaande kan de boetverhoging zoals vastgesteld voor KWS niet in stand blijven. |
(1) Beschikking C(2006) 4090 def. van de Commissie van 13 september 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 [EG] (Zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen — NL).