2.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 63/8


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší súd Slovenskej republiky (Slowakije) op 28 november 2012 — Michal Zeman/Krajské riaditeľstvo Policajného zboru v Žiline

(Zaak C-543/12)

2013/C 63/14

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Najvyšší súd Slovenskej republiky

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Michal Zeman

Verwerende partij: Krajské riaditeľstvo Policajného zboru v Žiline

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 1, lid 4 [van richtlijn 91/477/EEG (1), hierna: „richtlijn”], junctis artikel 3 van de richtlijn en de artikelen 45, lid 1, en 52, lid 1, van het Handvest [van de grondrechten van de Europese Unie] aldus worden uitgelegd dat:

a)

het zich verzet tegen een wettelijke bepaling van een lidstaat die niet toestaat dat een Europese vuurwapenpas wordt afgegeven in de zin van artikel 1, lid 4, van de richtlijn, aan de houder van een vergunning voor wapendracht (van een overeenkomstige vergunning voor het voorhanden hebben van wapens), die is afgegeven voor andere doeleinden dan jacht of sport en die hem wel het voorhanden hebben (alsook het dragen) toestaat van een vuurwapen waarvoor hij om de afgifte van die Europese vuurwapenpas verzoekt,

en dit niettegenstaande het feit dat:

b)

de wettelijke bepaling van die lidstaat (van herkomst) die houder toestaat, zelfs zonder Europese vuurwapenpas, dit vuurwapen buiten zijn grondgebied naar het grondgebied van een andere lidstaat mee te nemen mits hij zich houdt aan de meldingsplicht, en tezelfdertijd de situatie van die houder niet wijzigt ten aanzien van de lidstaat van herkomst, zelfs niet ingeval van afgifte van een Europese vuurwapenpas (dit wil zeggen dat die houder alleen diezelfde meldingsplicht moet naleven).

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, heeft artikel 1, lid 4, van die richtlijn, wanneer een wettelijke bepaling van een lidstaat niet toestaat dat aan een dergelijke houder een Europese vuurwapenpas wordt afgegeven, dan rechtstreekse werking, zodat de lidstaat op grond van die bepaling verplicht is aan die houder een Europese vuurwapenpas af te geven?

3)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord of indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, is de bevoegde instantie dan verplicht de wettelijke bepaling van de lidstaat, die:

a)

een dergelijke houder niet uitdrukkelijk verbiedt een Europese vuurwapenpas te verkrijgen, maar

b)

alleen voorziet in een procedure voor de afgifte van een Europese vuurwapenpas aan de houder van een vergunning voor wapendracht (of van een overeenkomstige vergunning voor het voorhanden hebben van wapens) die uitsluitend voor jacht- of sportdoeleinden is afgegeven,

zo veel mogelijk aldus uit te leggen dat de bevoegde instantie verplicht is een Europese vuurwapenpas af te geven zelfs aan de houder van een vergunning voor wapendracht die niet is afgegeven voor sport- of jachtdoeleinden, voor zover dit mogelijk is op grond van de indirecte werking van de richtlijn?


(1)  PB L 256, blz. 51