24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/26


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Аdministrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 26 september 2012 — „Slancheva sila” EOOD/Izpalnitelniat direktor na Darzhaven fond „Zemedelie” — Razplashtatelna agentsia

(Zaak C-434/12)

2012/C 366/47

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Аdministrativen sad Sofia-grad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:„Slancheva sila” EOOD

Verwerende partij: Izpalnitelniat direktor na Darzhaven fond „Zemedelie” — Razplashtatelna agentsia

Prejudiciële vragen

1)

Hoe moet de uitdrukking „kunstmatig geschapen voorwaarden” worden uitgelegd in het licht van artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 (1)?

2)

Moet artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan artikel 7, lid 2, van het Bulgaarse besluit nr. 29 van 11 augustus 2008, op grond waarvan geen steun wordt verleend aan kandidaten/begunstigden van wie vaststaat dat zij de voorwaarden voor het verkrijgen van steun kunstmatig hebben geschapen om een voordeel te verkrijgen dat in strijd is met een van de doelstellingen van de steunmaatregel?

3)

Moet artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de Bulgaarse rechtspraak, volgens welke er sprake is van voorwaarden die kunstmatig zijn geschapen om een voordeel te verkrijgen dat niet strookt met de doelstellingen van de steunmaatregel, wanneer er tussen de aanvragers een juridische band bestaat?

4)

Vormen de omstandigheid dat verschillende kandidaten, die zelfstandige rechtssubjecten zijn, gebruikmaken van belendende afzonderlijke percelen grond die vóór de indiening van de steunaanvraag samen één perceel grond vormden, en de vaststelling dat er tussen hen een feitelijke band bestaat, zoals het feit dat zij dezelfde gevolmachtigden, dezelfde inschrijvers, identieke uitvoerders, eenzelfde hoofdkantoor en eenzelfde adres hebben „kunstmatig geschapen voorwaarden”?

5)

Moet worden vastgesteld dat de kandidaten onderling en/of met een derde doelbewust hebben afgesproken om een voordeel te verkrijgen ten gunste van één bepaalde kandidaat?

6)

Moet een voordeel als bedoeld in artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 met name bestaan in de creatie van verschillende kleine investeringsprojecten zodat één bepaalde kandidaat het maximumbedrag van 200 000 EUR aan financiering voor elk investeringsproject verkrijgt, hoewel deze projecten door verschillende kandidaten zijn ingediend?

7)

Moet artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de Bulgaarse rechtspraak volgens welke deze bepaling van toepassing is indien aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan: 1) er is geen functionele autonomie en/of er zijn op kunstmatige wijze voorwaarden geschapen om steun te verkrijgen; 2) teneinde een voordeel te behalen, 3) dat in strijd is met de doelstellingen van de steunmaatregel?


(1)  Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB L 25, blz. 8).