20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/4


Hogere voorziening ingesteld op 6 augustus 2012 door MasterCard, Inc., MasterCard International, Inc., MasterCard Europe tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 24 mei 2012 in zaak T-111/08, Mastercard, Inc. e.a./Europese Commissie

(Zaak C-382/12 P)

2012/C 319/05

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: MasterCard, Inc., MasterCard International, Inc., MasterCard Europe (vertegenwoordigers: V. Brophy, E. Barbier de La Serre, B. Amory, avocats)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Banco Santander, SA, Royal Bank of Scotland plc, HSBC Bank plc, Bank of Scotland plc, Lloyds TSB Bank plc, MBNA Europe Bank Ltd, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, British Retail Consortium, EuroCommerce AISBL

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht van 24 mei 2012 in zaak T-111/08, Mastercard, Inc. e.a./Commissie, te vernietigen;

beschikking C(2007) 6474 def. van de Commissie van 19 december 2007 in zaken COMP/34.579 — Mastercard, COMP/36.518 — EuroCommerce, COMP/38.580 — Commercial Cards (1) nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure, daaronder begrepen de kosten die voor rekwirante bij dit Hof en bij het Gerecht zijn opgekomen.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante betoogt dat het bestreden arrest om de volgende redenen zou moeten worden vernietigd:

 

Eerste middel : het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven en/of een ontoereikende motivering aangereikt ten aanzien van de beoordeling van de objectieve noodzakelijkheid van de vermeende beperking van de mededinging. Meer bepaald heeft het Gerecht het vaste criterium van de objectieve noodzakelijkheid onjuist toegepast. In plaats van het juiste criterium toe te passen, inhoudende dat de beperking objectief noodzakelijk is wanneer de primaire transactie niet of moeilijk kan worden gerealiseerd zonder haar, heeft het Gerecht een onvolledig criterium gebruikt, volgens welk een beperking slechts objectief noodzakelijk is wanneer de primaire transactie zonder haar niet kan functioneren. Bovendien heeft het Gerecht: (i) verzuimd om de vermeende beperking, en dus haar objectieve noodzakelijkheid, binnen de juiste context te beoordelen; (ii) ten onrechte zijn eigen beoordeling in plaats van die van de Commissie gesteld; en (iii) verzuimd om de juiste toetsingsmaatstaf te hanteren.

 

Tweede middel : het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven en/of een ontoereikende motivering aangereikt ten aanzien van de beoordeling of MasterCard een ondernemersvereniging is. Meer bepaald heeft het Gerecht blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door te oordelen dat de vermeende gemeenschappelijke belangen tussen de banken en MasterCard, en ook de overgebleven beslissingbevoegdheden van de banken na de beursgang, die losstond van de multilaterale afwikkelingsvergoeding („MAV”), volstonden om MasterCard te kwalificeren als een ondernemersvereniging bij de besluitvorming over de MAV. In ieder geval zijn de beslissingsbevoegdheden van de banken na de beursgang, en de vermeende gemeenschappelijke belangen tussen de banken en MasterCard, irrelevant om te bepalen of MasterCard een ondernemersvereniging is bij de besluitvorming over de MAV.

 

Derde middel : het Gerecht heeft blijken van een onjuiste rechtsopvatting gegeven ten aanzien van de ontvankelijkheid van meerdere bijlagen bij het verzoekschrift. Er was geen rechtsgrondslag voor de beperking van het recht op toegang tot de rechter die het Gerecht daarmee heeft aangebracht. Ook als het Gerecht over dergelijke bevoegdheden zou beschikken, dan nog heeft het ten onrechte geoordeeld dat deze beperking in de onderhavige zaak zou moeten gelden.


(1)  PB C 264, 6.11.2009, blz. 8.